Woord vandaag

‘We gaan de weg die gegaan moet worden?’

De mens is, door God bedoeld. Iedereen is door Hem gewild
en gewenst. Zo kon de eerste mens in leven blijven, fysiek ster-
ker worden door het eten van de boom van leven. Dit was ech-
ter niet naar Gods plan. God bedoelde, dat Hij, de laatste Adam
moest komen. Daarvoor was nodig, dat zonde doordrong in de
mens(en).

‘En dat de Zoon van Adam moest komen.’

Tegen de donkere achtergrond van de zonde was Zijn leven
op aarde een groot getuigenis. Van de God, die Hij Zijn Vader
kon noemen. Hij was in heerlijkheid bij Vader:

de heerlijkheid die Ik had, eer de wereld was, bij U (Joh. 17:5)

En werd Mens op aarde. Hij verdiende het, om de eer te ont-
vangen van de anderen. Dat blijkt in feite, toen Hij veranderde.

‘Wanneer was dat dan?’

Op de berg van verheerlijking. Hij ontving daar eer van Mozes
en Elia, en werd voor het oog van de drie latere steunpilaren
van de Besnijdenis, verheerlijkt. Er ging sterk licht van Hem uit.
Veel sterker dan van Mozes en Elia. Je zou in een beeld kunnen
zeggen, dat Hij daar de Thora en de Profeten ontmoette. 

Woord vandaag

‘Mooi om zo verschillende aspecten van Gods plan te zien.’

De mens was bedoeld om uiteindelijk beeld van Christus
te zijn. De mens zou worden zoals Hij nu is. Om dat doel
te bereiken, schept God de mens. Met het doel voor ogen,
dat deze echt op Christus zou gaan lijken. De mens werd
door God volkomen geschapen. Dat wil zeggen: in die om-
standigheden, in de oude schepping.

‘Ja en we zien nu: volkomen, voor die situatie.’

De schepping van de mens was volgens plan. God had tevoren
bedoeld, dat die op Christus zou lijken. Daarvoor was het nodig,
dat de mens door een periode van beproeving en testen zou
gaan. Zo werd hij heel bewust onderworpen aan beperkingen
en regels, zodat zijn eigen wilskracht beproefd werd.

‘En dan blijkt de mens tekort te komen.’

De gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon kan alleen in
de opstanding een feit zijn. Dat was tevoren bij Vader bekend,
maar niet bij ons mensen. Daarom werd dit in de Schrift ont-
huld. En daarom werd de mens, zo zagen wij gisteren, gescha-
pen met de uitdrukkelijke mogelijkheid tot sterven.

‘Zodat hij in de opstanding wél op Hem lijkt.’

Dat geldt eerst voor de gelovigen van het lichaam van Christus.
Voor anderen zal dat pas later komen. De mens, door Vader in
de hof geplaatst, kon eten van elk geboomte in de hof. Alleen
de boom van kennis van goed en kwaad, daar mocht de mens
niet van eten. Van de boom van het leven wel. Daardoor had
de mens kunnen gaan leven op hoger niveau, lichamelijk dan.
Dat ging niet zo, Vader had vanzelfsprekend voorzien, dat de
mens zou (moest) zondigen. Dat was de weg, die God bepaal-
de: door lijden, verdrukkingen en dood. Daarna: heerlijkheid. 

Woord vandaag

‘Adam was een zwak mens.’

Adam en Christus waren zeker niet elkaars gelijke. Integendeel,
het
gaat juist om de verschillen. Die worden door de apostel in
Corinthiërs 15:45 aangegeven:

zo staat ook geschreven: de eerste mens Adam werd tot een
levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest

Zo zien we het duidelijke verschil. Adam was dan geschapen in
het beeld en de heerlijkheid van God (1 Corinthiërs 11:7).
Maar Christus is het beeld van de onzichtbare God (Kolossen-
zen 1:15).

‘Paulus laat zien hoe God rekent?’

God rekent in feite met twee mensen, waarin alles besloten
is. Adam en Christus. Adam, niet meer dan een zeer zwakke
reflectie, een silhouet, een afschaduwing van God.
Christus is de afstraling van Gods heerlijkheid, een werkelijke
Afdruk van Zijn wezen. Dus van een veel hogere orde.

‘De mens wordt dan wel naar Hem gevormd?’

Ook de mens werd geschapen als een onderdeel van de hele
(oude) schepping. En dat met het oog op het feit, dat hij zou
zondigen
. Dat gold ook, zo hebben we al gezien, voor de oor-

spronkelijke schepping. Daarin kwam de zonde naar voren,
de tegenstander werd als tegenstander geschapen.

‘Ook zo gezien had God alles gepland?’

Dat blijkt bij het vormen van Adam door de grote Potten-
bakker. Hij werd geformeerd uit de bovenste laag van de
aarde, zodat hij daar later naar terug kon keren.
Het is in de meeste vertalingen weergegeven met:

Stof ben je en tot stof zul je terugkeren
.

Dit onderwerp wordt ook in Prediker besproken, en dat
dan wel uitvoeriger dan in Genesis. Adam blijkt bij zijn
schepping al de mogelijkheid in zich te hebben dat hij kon
sterven. En dat was ook naar Gods plan.

Woord vandaag

‘Adam was van de aarde.’

Hoewel Paulus in Romeinen 5 aangeeft, dat Adam een antitype
van de Heer Jezus Christus was, leek hij niet op Christus. Hij was
uit de aarde genomen, van de aardbodem. De benaming Adam
is op verschillende manieren verklaard. Adam, daarin zit ‘dam’,
het Hebreeuwse woord voor bloed. Daarin domineert het getal
4, want de letter daleth is de 4. En de andere letter, de mem is
40. Dan heb je 4-40.

‘Verbinding met de aarde?’

Ja, het mooie is, dat Adam begint met de letter aleph, de eerste
van het Hebreeuwse alfabet. Dat is de 1, de letter van God. Uit
Hem kwam Adam voort, degene met bloed. En dat maakte hem
tot een levende ziel (Genesis 2:7), want de ziel is in het bloed.
Tegelijk kun je zeggen, dat God door middel van Adam de ope-
ning gaf naar Hem zelf. Dat blijkt uit de tweede letter, de daleth,
dat is de deur.

‘Toch wel mooi, om het zo te zien.’

En de Heer, de laatste Adam, zei van Zichzelf: Ik ben de deur.
Hij is de volkomen Mens, waardoor de opening naar Vader toe
is gekomen. Dat gebeurde door het verloop van de tijd in deze
wereld. Daarvan spreekt immers de letter mem (m), dat is de
40. Dat is het tijdsverloop waarin een zekere testperiode ver-
loopt. Men zegt van oudsher, dat de mem spreekt van de wate-
ren van de tijd.