Woord vandaag

‘Eigenlijk mooi, dat we Spreuken weer bekijken, het spreekt aan!’

Spreuken 3:2 is dan vandaag aan de orde:

want lengte van dagen en jaren van leven
en vrede zullen ze voor jou vermeerderen.

We lezen dit vers, samen met vers 1, altijd verkeerd. We denken,
dat als we Zijn onderwijzing niet vergeten en Zijn aanwijzingen
bewaren, we als ‘beloning’ lang zullen leven. Dit is niet wat de
tekst bedoelt. Het ‘ze’ uit de tweede regel slaat op de dagen! Als
we meer dagen te leven krijgen, zullen wij toenemen in verstaan
van Zijn onderwijs en Zijn instructies en in de vrede (Hebreeuws:
sjalom, welzijn).

‘Ja goed om dit te zien, want je leest het eigenlijk automatisch als
een voorwaarde.’

Als we eenmaal door Zijn onderwijzing en aanwijzingen ‘gegrepen’
zijn, dan zullen we door Hem daarbij blijven. Doordat we ons steeds
verdiepen in Zijn woorden, gaat de innerlijke vrede (sjalom) toene-
men. En dat naarmate we van Hem meer dagen en jaren van leven
ontvangen.

‘Mooi, dat wij ook mogen weten van de vrede die gekomen is door het
bloed van Zijn kruis.’

Ja, dat is de machtige vrede waar de apostel in Kolossenzen 1:19,20 van
spreekt. Dat is ware, blijvende vrede, die door God zelf tot stand is gebracht
en die van Hem uit in ons hart komt. Hoe langer wij daarvan horen hoe
dieper een en ander in ons binnenste zal wortelen en uitwerken in ons
leven. Het ‘mijn zoon’ spreekt ons aan, maar in hoogste zin dé Zoon! Als
je dan Spreuken leest, krijgt het een bijzondere dimensie. Toen de jonge
Jezus dit las en hoorde, zal het Hem bijzonder aangesproken hebben, Zijn
hemelse Vader spreekt Hem rechtstreeks aan! En denk erom dat Hij de
onderwijzingen van Zijn Vader bewaarde en niet vergeten is!

Woord vandaag

‘We leven in de verwachting die echt is en God zal dat waar maken.’

Zeer zeker. We hebben dat rijke Woord van God, dat ons dagelijks bemoedigt en
aanspreekt. En nu we onlangs gekeken hebben in het boek Spreuken, lijkt het
goed, om daar eens verder in te kijken. Daarbij vergeten wij niet, dat wij altijd
in genade van God leven en dat er nooit iets kan zijn dat ons veroordelen kan.
De tekst van bijvoorbeeld Spreuken 3 van een aantal verzen is heel bekend, en
dan raken andere verzen soms wat onderbelicht. Laten we eens kijken.

‘Ja mooi, ik vond de dagen dat we stil stonden bij hoofdstuk 16 en 17 best fijn.’

Spreuken 3:1 zegt:

Mijn zoon, vergeet mijn onderricht niet,
en laat je hart mijn geboden in acht nemen

God spreekt hier tot Zijn zoon. Dat kan Israël zijn, een andere ‘laag’ is: de
leden van het lichaam van Christus (2 Timotheüs 3:14-17), die ook zonen
zijn. Het is ook: mijn zoon. Dat is heel mooi – de zonen zijn van Hem, zij
bouwen mee aan dat grote plan van Al (Onderschikker), en in die zin kun-
nen zij ook gerekend worden bij de Alueim, de onderschikkers, die mee-
werken in Gods plan om de onderschikking van allen te bewerkstelligen.

‘We steken gelijk af naar de diepte he. Bijzonder, dat wij daarbij horen.’

De term ‘onderricht’ is het welbekende Thora, de onderwijzing. Die komt
van God af naar de mens, heel Zijn woord is onderwijzing, zoals Paulus
aan Timotheüs schrijft –> ‘…heel de Schrift is God-geademd nuttig tot
onderwijzing,….’ (2 Timotheüs 3:16). De zonen zouden dat niet vergeten,
zo zegt dit vers in Spreuken.  Daarom blijft het nodig, dat we herhalen en
herlezen wat geschreven staat. God laat dan steeds nieuwe diepten zien.

‘Ja we vergeten zo snel wat Hij zegt, en voor je het weet gaan je eigen ge-
dachten met je op de loop.’

Daarom: dagelijks die gedachten tot je nemen, het werkt als medicijn!
De ‘geboden’ (Hebreeuws: mitzwot) zijn instructies of aanwijzingen die
God geeft in Zijn woord. Het woord ‘gebod’ klinkt voor velen als wettisch
in de oren en ligt dicht tegen het woord ‘verbod’ aan. We kunnen daarom
beter denken aan: aanwijzing of instructie. En het ‘in acht nemen’ is het
Hebreeuwse ‘natzar’; dat heeft met ‘bewaren’ of ‘behouden’ te maken. De
vorm die hier staat, is: zullen bewaren/behouden. Als je Zijn onderwijzing
niet vergeet (dagelijks tot je nemen), dan zul je Zijn instructies bewaren en
die zullen jou behoeden en vasthouden!

Woord vandaag

‘Denk jij dat we heel snel in de hemelse bediening zullen gaan?’

Mensen vergissen zich weleens als het om tekenen gaat. Ze denken dan
dat er eerst dit of dat moet gebeuren voordat de bazuin van God zal klin-
ken. We hebben al in de recente geschiedenis  al gezien, dat de Joodse
staat in 1948 ontstond. Dat is het ‘dode lichaam’ waar de Heer Jezus
over spreekt in Mattheüs 24:28; er zit geen echt leven van Gods geest
in. Dit is wat Ezechiël 37 ‘het dal van dorre doodsbeenderen’ noemt.

‘Ja, dat kan niet anders, want Ezechiël zegt dat er geen geest in is.’

Exact. Een dood lichaam en daar verzamelen de gieren zich. Dat is een
beeld van de volkeren die dan strijd gaan voeren tegen het Joodse volk.
Zij ruiken dood aas. Maar rekenen niet met de (plotselinge) terugkeer
van de Zoon van Adam. Die zal dan voor Zijn volk strijden tegen de ver-
zamelde legers van de gojim. Dan zal Hij zorgen voor ontkoming.

‘Ja dat is allemaal aan het einde van de 70e week van Daniël 9 he.’

Jawel, daar hebben wij gisteravond bij stilgestaan op de bijbelstudie
avond over het Profetisch Woord. Allemaal bijzonder boeiend en dan
gaat de tijd erg snel. Maar voor de 70e week beleeft de ekklesia, het
lichaam van Christus, de wegrukking en gaat de Heer hen daarna in-

zetten in de hemelse bediening om de hemelingen de veelvuldige
wijsheid van God verder te verduidelijken. Zij zullen eens hun knieën
buigen voor de Heer van de heerlijkheid!

‘We wennen er niet aan: het blijft heel bijzonder wat de Heer gaat doen!’

Ja, het paulinische evangelie overstijgt alle grenzen. Het spreekt over
alles. Gods plan strekt zich uit over heel de schepping en dat betreft ook
alle dimensies, uitersten van het geheimenis van Christus. Niet alleen
de aarde, ook de hemelen zullen verlost worden en delen in de allesover-
stijgende heerlijkheid van Christus en Zijn ekklesia, Zijn lichaam!

Woord vandaag

‘Wat een boodschap had Paulus he, hij had sommigen van de
Joden weten te overtuigen dat Jezus de Messias is.’

In zijn brieven lees je nog veel meer. Dat ‘meer’ kon hij aan de Joden
in het algemeen niet kwijt, er waren er maar weinig die met Paulus
meegingen in zijn evangelie. In de brieven maakt
hij niet alleen dui-
delijk dat Jezus de Zoon van God is, maar dat Hij zelfs de allerhoogste
Heer van heel de schepping is.

‘Ja God stelde Hem in die hoge positie na Zijn opstanding.’

Exact. Hij is de Zoon Zijner liefde en in Hem en door Hem en tot Hem
werd alles geschapen, de machten en krachten, de zichtbare en onzicht-
bare, alles is door Hem en tot Hem geschapen. De Zoon! Dat kon Paulus
aan de Joden niet bekendmaken, hoogstens een poging doen hen te over-
tuigen van ‘al wat in de Thora, de Profeten en de Psalmen’ over Hem ge-
schreven stond. Zoals de Heer dat zelf deed bij de Emmaüsgangers.

‘Ja, en de grote heerlijkheid die Paulus in zijn brieven presenteert,
was en bleef aan de Joden onbekend.’

Inderdaad. Daaromblijft men de lijnen verwarren. Steeds weer wil men
óf aansluiten bij en opgaan in Israël óf – in de plaats van het uitgekozen
volk- denken dat men uitgekozen is en Gods enige instrument tot redding
en zegen van anderen is. Dat laatste is de uiterst verwerpelijke vervang-
ingstheologie, met alle schadelijke gevolgen van dien.

‘We zullen het wel gaan zien in de toekomst. Veel mensen zijn er moe van
geworden en willen alles eenvoudig houden.’

We kunnen leven bij wat wel degelijk geopenbaard is. Het is niet altijd een-
voudig en de Schrift is een verzameling boekrollen om te bestuderen, God
geeft in de ekklesia die het lichaam van Christus is mensen die dat nader
kunnen uitleggen, maar daarvoor wel diep hebben bestudeerd wat er staat
geschreven. Dat op zich is nog niet eens voldoende, want Paulus bad om de
geest van wijsheid en onthulling in erkenning van Hem!

Woord vandaag

‘Zeg, we zijn nu volop bezig met dat evangelie van de onbesnedenen, en
daar ben ik erg blij mee!’

Daar heb je ook echt vreugde van in je hart. Genade in je hart, dat is het geheim
van deze tijd van genade, het beheer van het geheimenis. God ziet ons in Christus
aan en veroordeelt ons niet, dat kan Hij niet, omdat Hij ons rechtvaardigde door
het geloof van Christus. Wij zijn in Christus, al uitgekozen vóór de nederwerping
van de wereld. Het is ongelooflijk, hoe ver dat gaat.

‘Het is een feit. We kunnen daarin roemen en God dagelijks danken voor die
enorme genade.’

En de heerlijkheid die ons wacht is zó groot, dat wij daar maar nauwelijks
iets van kunnen beseffen. Onmetelijke rijkdommen hebben wij in Christus Jezus
als mogen ontvangen. Het gezamenlijk-lichaam, waarin geen onderscheid meer be-
staat tussen Griek en Jood, is geroepen tot de hoogste positie in Gods schepping,
bóven, waar Christus is, daar zijn wij al gezet. Wat zitten we dan nog hier op aarde
te doen alsof we hier op aarde het eonische leven zullen doorbrengen?

‘Ja, nogal wat gelovigen zijn aardsgezind, zo zei Paulus het al in Filippenzen 3.’

Het is opmerkelijk waar wat de apostel zag, al in zijn dagen. Men week opvallend snel
af van zijn evangelie, men verruilde het voor een vreemde mix van wet en genade
(en dan is het geen genade meer). We zijn erg bevoorrecht dat we in deze tijd op-
nieuw helder zich hebben op zijn evangelie en wat genade in waarheid is. We zou-
den ons daar niet van af laten brengen. Door niemand. Ook al zijn het mensen met
nog zoveel opleiding.

‘Paulus achtte heel zijn opleiding en alles ook schade en verwerkt.’

Precies. Hij had een opleiding aan de voeten van Gamaliël, maar had daar niet Jezus
als zijn Messias leren kennen. Wel had hij de Tenach zeer goed leren kennen en dat
kon Christus Jezus later goed gebruiken in de opleiding die Hij Saulus in Arabië gaf.
Ineens ging hij alles in het juiste licht zien. De Heer zal hem ongetwijfeld hebben
laten zien ‘al wat in de Thora, de Psalmen en de Profeten op Hem betrekking had’.
Daarom kon Saulus / Paulus later in de synagogen de Joden overtuigen aan de hand
van Tenach, dat Jezus hun Messias is! Bijzonder, die Paulus!