Woord vandaag

‘Geweldig he, die hemelse bestemming voor het lichaam
van Christus.’

Ja, dat is nogal wat. Paulus maakte dat bekend, maar hij kreeg
de onthullingen van zijn Heer (Galaten 1:12). Niet van mensen
(de 12 apostelen van de besnijdenis), niet door een mens (Petrus,
Jakobus, Johannes). Zijn evangelie is doortrokken met de genade
van God. Dat staat haaks op het wettische denken binnen het Jo-
dendom waar hij uit was getrokken door de Heer.

‘Maar, is Paulus dan niet dogmatisch?’

Paulus is wel stellig met zijn uitspraken, maar dogmatisch: nee!
Zoals al gezegd, alles wat met Paulus te maken heeft, is omstre-
den. Elk woord dat hij heeft opgeschreven, wil men aanvechten.
God is de redder van alle mensen, is ook zo’n dogmatische uit-
spraak in de ogen van sommigen. Velen roepen vandaag de dag
dan ook, dat ‘God het mogelijk heeft gemaakt dat mensen gered
kunnen worden’ (bijvoorbeeld Jeugd met een opdracht), maar
dan heb je geen goed nieuws meer.

‘Nee, dat niet. Dan wordt het pas goed nieuws als jij het eerst aan-
genomen hebt.’

Maar dan moet de mens iets doen om gered te worden. Dan is het
geen evangelie meer. Het goede is juist, dat de mensheid al gered
ís in Christus (Romeinen 5:18,19). Dat lang niet iedereen geroepen
wordt in deze tijd van genade, is duidelijk en dat zegt Paulus ook.
Alleen de leden van het lichaam van Christus worden nu uitgeroe-
pen, alle anderen, daar gaat God een andere weg mee. Dat is Zijn
weg met hen. God heeft alles volledig onder controle, alleen Zijn
plan wordt vervuld, door Christus Jezus!

Woord vandaag

‘He mooi dat overzicht van ‘gemeente van God’, dan zie je
hoe het gebruikt wordt.’

Ja en daarbinnen heb je dus andere groepen. De uitgeroepenen
van Israël en uit de natiën die het evangelie van de besnijdenis
aanvaarden, gaan het aardse koninkrijk in, mits zij volharden
tot het einde (Mattheüs 24:14). Daarbij horen ook diegenen, die
in de Handelingentijd tot die ekklesia behoorden, zoals Petrus en
de andere apostelen van de besnijdenis.

‘We zijn wel bevoorrecht dat we duidelijk zicht op deze facetten
hebben.’

De ekklesia die het lichaam van Christus is onderscheidt zich
van
de ekklesia die het aardse koninkrijk ingaat. Het lichaam
van Christus wordt ook gezegd te zijn: ‘in Christus Jezus’
(Efeziërs 1:1). Dit is een typerende paulinische uitdrukking. De
gelovigen van die ekklesia zijn gedoopt naarbinnen in Christus
Jezus en dus naarbinnen in Zijn dood (Romeinen 6:1-4). En zij
hebben dus deel aan de levende Heer aan Gods rechter(hand),
ze zijn met Hem opgewekt en levend gemaakt en gezet met Hem
aan Gods rechter(hand)!

‘Veel gelovigen lijken zich dat niet zo bewust, maar het is wel zo!’

Zij zijn al gezet te midden van de hemelingen en binnenkort zullen
zij daar ook lijfelijk zijn. De hemelse bestemming van het lichaam
van Christus is duidelijk genoemd in de brieven van de apostel van
de natiën. Een ongelooflijke toekomst in feite, het is belangrijk dat
te beseffen met je hart. Boven, bij Christus Jezus, dáár ligt onze toe-
komst. Daarom zijn wij bedacht op wat boven is, waar Hij is. De tegen-
werker wordt binnenkort op aarde geworpen en de wetteloze zal dan
even zijn gang kunnen gaan, wat hij moet doen omdat het zo vastligt
in Gods plan!

Woord vandaag

‘We zijn al enkele dagen aan het nadenken over de diverse
ekklesias (gemeentes), dat boeit me.’

We zijn bevoorrecht na zoveel eeuwen, dat we snel kunnen
beschikken over de juiste gegevens, zoals alle vindplaatsen
van het woord ‘ekklesia’ (uitgeroepen gemeente) in de Schrift.
Daarbij is het vooral de Griekse Schrift waar we te rade gaan.
We willen graag precies weten waar de uitdrukking ‘gemeen-
te van God’ voorkomt om zo te zien hoe deze uitdrukking in
de Schrift gebruikt wordt.

‘Nou, geef die vindplaatsen, dan kan ik dat gaan bekijken!’

Dit zijn ze: Handelingen 20:28; 1 Corinthiërs 1: 2; 10:32; 11:16,
22; 15: 9; 2 Corinthiërs 1: 1; Galaten 1:13; 1 Thessalonicenzen
2:14 2 Thessalonicenzen 1: 4; 1 Timotheüs 3:5,15.
Je ziet, dat de uitdrukking ook vrijwel altijd bij Paulus voor-
komt. Het lijkt net, alsof God ook het zicht op de overkoepe-
lende ‘gemeente van God’ aan Paulus had gegeven.
In de tijd dat de ekklesia die het aardse koninkrijk binnen zou
gaan zich ontwikkelde, werd Saulus geroepen.

‘Dat betekende een nieuwe start in Gods plan?’

Jawel. Daar lopen de meningen over uiteen, maar dat is bij al-
les wat met Paulus te maken heeft, zo. Paulus is van a tot z
omstreden, dat bleek al in zijn dagen, toen hij door de Joden
voortdurend achterna gezeten werd, zoals hij zelf eerder hen
die van ‘die weg’ waren, achterna zat. Hij werd gestenigd, later
door eigen broeders afgewezen, gewantrouwd, bespot et cetera.

‘Het is nogal wat! Als Gods boodschapper en apostel zo bejegend
en bekeken worden!’

Als je Hebreeën 11 naloopt en kijkt naar het einde van de Heer
zelf (kruisiging), dan zie je hoe het met hen afloopt, die geroepen
zijn om Gods woord te brengen en eventueel te verdedigen. Het
heeft zo zijn verschillende kanten. Paulus was ondanks alles vol
van de liefde van Christus, die hem drong. Grote ijver die door
de Heer in hem werkte leidde ertoe, dat zeer velen in zijn dagen
zijn evangelie van genade hoorden!

Woord vandaag

‘Best goed om eens bij verschillende uitdrukkingen van
Zijn woord stil te staan.’

Het ligt altijd scherp als het om de Schrift gaat. God heeft
elk woord op de juiste plaats laten zetten. De uitdrukking
gemeente van God laat al zien dat het om iets gaat dat al-
les omvat. Bij lichaam van Christus gaat het om iets bij-
zonders; niet om het lichaam van Jezus. Evenmin is dat
hetzelfde als de bruid van het
Lam. Als God zelf deze uit-
drukkingen nauwgezet uit elkaar houdt, dan dienen wij
dat na te volgen!

‘Je ziet lichaam van Christus alleen in de brieven van de
apostel Paulus, verder nergens anders.’

Daarom houden wij de gemeente waar de Heer over spreekt
tegen Petrus in Mattheüs 16:18-20 nauwkeurig apart van de
gemeente die Zijn (Christus) lichaam is. De eerstgenoemde
is de ekklesia die in het begin van Handelingen ontstaat, te
beginnen met de twaalf apostelen zelf en de 3000 die op de
pinksterdag (Handelingen 2) er bij komen. Dat is de ekklesia
die richting het aardse koninkrijk van Christus gaat. Deze
heeft een specifieke, eigen toekomst en roeping.

‘Daar werkten de krachten van het koninkrijk in, zodat Ana-
nias en Saffira dood neervielen?’

Degenen die na de bazuin van God geroepen worden tot deze
ekklesia gaan hetzelfde ondervinden. Als zij wegvallen, kunnen
zij niet meer terugkeren (Hebreeën 6, 10). In die ekklesia is dus
een ‘afval van de heiligen’. Bij de gemeente die het lichaam van
Christus is, is dat absoluut onmogelijk. Er is geen veroordeling
voor hen die in Christus Jezus zijn. Zij kunnen nooit afvallen;
bovendien waren zij al uitgekozen vóór de nederwerping van de
wereld (Efeziërs 1:4), in Christus. Dat is een genade, die de an-
dere ekklesia (van Petrus) niet kent!

Woord vandaag

‘Zeg, dat wat afgelopen woensdag 9 januari 2013 naar voren
kwam, dat Saulus de gemeente van God vervolgde en ver-
woestte, wat is dan eigenlijk de gemeente van God?’

Dat is een alomvattende aanduiding. Het gaat om allen, die
door God uitgeroepen worden in Zijn plan van eonen. Zo is
de vergadering in de woestijn, het volk Israël, een ekklesia,
een stuk uitgeroepen gemeente van God (Handelingen 7:38).
Zo horen de gelovigen uit Israël die de boodschap van het ko-
ninkrijk en de Heer Jezus als hun Messias aanvaardden, bij de
gemeente van God.

‘Het wordt me al iets duidelijker. Dus de ekklesia die in Mat-
theüs 16:18-20 genoemd wordt, hoort daar ook bij?’

Dat zijn de geroepenen voor het aardse koninkrijk dat onder de
Messias, Jezus Christus, zal bestaan in de nabije toekomst, 1000
jaar lang. De ekklesia waarvan gezegd wordt tegen Petrus, dat de
poorten van de hades (dodenrijk) haar niet zullen overweldigen,
behoort ook tot de gemeente van God. Dat is de gemeente van
van God die door Saulus achterna gezeten werd.

‘Wacht even, er gaat me iets dagen. Dus het lichaam van Christus
hoort ook bij de gemeente van God?’

Jawel. Alle uitgeroepenen in het plan van eonen vormen de alge-
mene gemeente van God. Als we verder inzoomen op de verschil-
len, dan blijkt, dat de gemeente die het lichaam van Christus is,
een van de groepen binnen de algemene gemeente van God is. En
de gemeente die in Mattheüs 16:18-20 genoemd wordt is ook een
groep binnen de gemeente van God, maar niet dezelfde als het li-
chaam van Christus! Deze groep uit Mattheüs 16 hoort bij de bruid!