20 januari 2019
‘Wat een toekomst hebben we!’
Gods woord leert ons niet zozeer ach-
terom te kijken, maar vooruit te zien.
De ploeger op het land, die de aarde
bewerkt, weet dat. Vooruit lopen en
kijken is wat nodig is. Paulus geeft in
Filippenzen 3 de raad om te vergeten
wat achter je ligt en je uit te strekken
naar wat voor je is. En dat is sowieso
een geweldig uitzicht. Heerlijkheid. In
zo’n hoeveelheid dat de apostel zelfs
woorden opstapelt.
‘Het einde van 2 Corinthiërs 4?’
Daar spreekt hij van een overstijgend
overstijgend zwaar gewicht aan heer-
lijkheid, dat eonisch is. In contrast, in
tegenstelling daarmee, schrijft hij van
de lichte last van verdrukking van een
ogenblik. We zijn geneigd daarnaar te
kijken, de omstandigheden. We leren
in 2 Corinthiërs 4:16-18 echter meer:
We zien niet op wat ons deel is, wat nu
te zien is;
maar we kijken naar wat je niet ziet.
Want het zichtbare is van korte duur;
maar het onzichtbare is eonisch.
‘Dat geeft glans op de dag.’
Het blijft niet zo, de omstandigheden
waar we in zijn, zijn tijdelijk. Daarin is
wellicht veel dat neer kan drukken. En
nochtans weten wij als gelovigen, dat
na het lijden onvoorstelbare heerlijk-
heid komt. Wanneer je in de geest iets
daarvan kan waarnemen doordat je
Zijn woord hoort, dan weet je iets. En
dat is genoeg om vooruit te kunnen,
het draagt je, nee, Vader draagt je.