‘Hoe zit het met de kijk op de gemeente, die Zijn lichaam is?’
Die wordt geroepen in genade, door de vrijkoping in Christus Jezus.
Hoe het zit met redding van de Jood en de heiden, daar zegt Romei-
nen veel over. In Paulus’ brieven zit een opbouw als het gaat om de
geestelijke positie van dat lichaam van Christus. Vanuit Tenach was
duidelijk, dat Israël gesteld was tot licht voor de natiën.
‘Dat was nog steeds zo in de evangeliën en Handelingen?’
Ja en Paulus gaat –als enige- spreken over het lichaam van Christus.
De andere apostelen –die van en voor de Besnijdenis- spreken nooit
over de uitgeroepen gemeente die het lichaam van Christus is.
Paulus schrijft voor het eerst echt over dat lichaam in 1 Corinthiërs,
waar ook voor het eerst het woord van het kruis klinkt.
‘Opmerkelijk weer, dat verband met het woord van het kruis.’
Dat blijkt beslissend als het gaat om de positie van zowel Israël als
de gemeente. Het punt is dat in Efeziërs de uitkiezing, roeping en
toekomst van het lichaam van Christus bekendgemaakt wordt. En
omdat dat lichaam zo belangrijk is in Gods plan, moet ook duidelijk
worden wat de plaats van Israël en wat de plaats van de uitgeroe-
pen gemeente is, vandaag.
‘Beide zijn toch uniek?’
Zo is hun plaats en positie in Gods plan van redding. Uniek. Zowel
Israël als de uitgeroepen gemeente hebben allebei een bijzondere
plaats in Gods plan van eonen (tijdperken). In Efeziërs 2:11-22 maakt
de apostel –door God geleid- duidelijk wat de plaats van de natiën
in het vlees was, in die era. Dat was de tijd vóór het bekend worden
van de boodschap van Efeziërs. En wat de opmerkelijk plaats nu, in
deze tijd, van die natiën in de nieuwe mensheid is.