Woord vandaag

‘We gaan wel dieper op deze dingen in.’

Een mens is een zondaar als ie tekortschiet aan Gods standaard, aan Zijn norm
van heiligheid en heerlijkheid. Dan is het ook zo, dat wanneer een mens zich
enorm inspant om goede daden te doen hij tóch tekortschiet aan de heerlijk-
heid van God. Maar, we denken over deze aspecten na in het licht van de al-
omvattende uitspraak van Romeinen 11:36, dat alles uit God is.

‘Ja maar God kan niet zondigen.’

Precies. En toch is alles uit Hem. Hij is de Bron, de Schepper van alles. Je kan
niet met droge ogen beweren, dat de zonde uit Adam voortkwam, in Adam
ontstond. Want de slang was voor hem in de hof. En die lispelde zodanig, dat
de mens zondigde, Gods gebod overtrad. En wanneer we een stap verder gaan
komen we bij die slang terecht. De tegenstander. Die werd echter zelf door
God geschapen en was niet bij machte zelf de zonde te scheppen.

‘Dus de tegenstander werd als zodanig geschapen?’

Er bestaat geen Schriftuurlijk bewijs voor de theorie van de zondeval. In die
theorie was de satan ooit een goede ‘engel’ of geestelijk wezen en die viel in
zonde. Wilde zich boven God verheffen, dat kwam ineens in zijn hart op. En
zo viel hij in de zonde. Dat is de theorie. Maar er is geen tekst die dat bevestigt.
Of er moet van buitenaf iets bij hem ingefluisterd zijn. Maar waar kwam dat
dan vandaan? Morgen denken we verder na!  

Woord vandaag

‘Ja, die oorsprong van de zonde. Altijd een heet hangijzer geweest.’

We zagen gisteren de uitspraak van de apostel van de besnijdenis, Johannes,
in 1 Johannes 3:4: zonde is wetteloosheid. Het is afwijken van een norm, een
wetmatigheid. Volgens Romeinen 3:23 is zondigen doel missen, een tekort
komen aan de heerlijkheid van God. Dat geldt voor elk mens. In Romeinen
wordt het begrip zonde niet bepaald aan de hand van de Thora van Mozes,

maar aan de heerljkheid van God. Alle mensen missen die.
Natuurlijk zijn er gradaties in het zondigen. We kennen de overtreding, een
al dan niet overtreden van een neergelegde regel (bijvoorbeeld het niet mo-
gen eten van de boom van kennis van goed en kwaad).

‘Zondigen is afwijken van een regel?’

Dat is het ook, ja. En zondigen tegen het gegeven licht is erger dan wanneer
het licht niet gegeven zou zijn. Denk aan de Jood, die het licht van God in hun
Thora had ontvangen. Het gericht over hen bij de grote witte troon zal erger
zijn dan over de gojim (de heidenen), die de Thora niet hadden gekregen.
Dat komt in Romeinen 2 naar voren.
En een krenking is een zonde tegen het geweten, of tegen het Vaderhart van
God, maar het zijn ergere vormen van dat waar we de oorsprong van zoeken:
de zonde.

‘Meestal hoor je, dat de satan in zonde viel. Hoogmoed in zijn hart.’

Men citeert ten onrechte daarvoor Jesaja 14 en Ezechiël 28. In beide gedeel-
ten gaat het echter niet over de satan, maar over de koning van Babel en de
vorst van Tyrus. Er is geen enkel aanknopingspunt te veronderstellen dat het
in die gedeelten om de tegenstander zou gaan. In de vertalingen is dat min of
meer wel ingelegd, maar dat kwam door de theologische voorgedachte(n) van
de vertaler(s). De theorie dat de zonde bij de satan vandaan kwam, had meer
te maken met heidens denken dan met wat de Schrift onthult. Morgen meer.  

Woord vandaag

‘Wanneer we over het kwaad nadenken, weet de traditie geen antwoord.’

Overigens zouden we deze zaak wel scherpstellen vanuit Gods woord. Men
denkt vaak, mede door de vertalingen van de Schrift, dat zonde hetzelfde is
als kwaad. De Schrift houdt ze in de grondtekst nauwkeurig van elkaar ge-
scheiden. Zonde = (doel) missen. Wanneer we nadenken over de oorsprong
van de zonde, dan roept theologie oorverdovend hard: de duivel! Gods woord
echter, spreekt anders. 

‘Professoren in theologie zouden nu zeggen: je komt op glad ijs.’

Echt de Schrift laten spreken is lastig, je eigen opvattingen loslaten is nog
lastiger. Wat Gods woord onder meer van zonde zegt, is voor ons van groot
belang. De Thora voorvechters (die zijn in de regel bijzonder fanatiek) zeggen
dan: ‘zonde is overtreding van de Thora (wet)’. Meestal heeft men dan de 10
woorden in gedachten. In Romeinen 5 staat, dat de zonde ook regeerde vóór
de wet kwam (vers 13). Dus de versmalling van de Thora voorvechters is niet
terecht.

‘Maar er wordt veel meer over zonde gezegd.’

Zeker. Wanneer we nog even naar argumentatie van de Thora aanhangers
kijken, dan zeggen zij vaak als één van hun hoofdargumenten, dat de zonde
hetzelfde is als geen rekening houden met of niet in acht nemen van de gebo-
den van de Thora. Zij citeren graag 1 Johannes 3:4 om hun gelijk te bewijzen.
Daar staat: zonde is wetteloosheid. De uitleg daarvan is, dat wat men afwijkt
van de Thora van Mozes, zonde is. Maar ook dat is een versmalling van die
uitspraak.

‘Maar wat betekent dat dan?’

Het is een uitspraak, die duidelijk maakt, dat zonde het niet bereiken van een
of andere norm is. Dan maakt het niet uit of het om de wet (Thora) van Mozes
gaat of om een willekeurige natuurlijk of geopenbaarde wet(matigheid). De
Thora van Mozes werd aan Israël gegeven. En op dat volk gelegd. Zeker als het
gaat om de 10 woorden. Dat was het oude verbond, Ieue trad met Israël in het
huwelijk. Morgen denken we verder na over de oorsprong van de zonde!

Woord vandaag

‘De diepte van Zijn werk is voor ons moeilijk te doorgronden.’

Het is voor ons bijna niet te bevatten, dat Ieue een boze geest erop uit
stuurt om een koning als Saul te verschrikken. Staat in 1 Samuël 16:14-23.
Eerst wordt die geest genoemd in vers 14. Een kwade geest van Ieue, en
in de volgende verzen (15,16) een kwade geest van God (Alueim, Elohim).
De geest van Ieue was geweken van koning Saul. In plaats daarvan zond
Hij een kwade geest.

‘Deze dingen zijn voor veel gelovigen moeilijk te verteren.’

Zeker. Dat komt, omdat zij vaak met een verkeerd beeld van God rond-
lopen. En God die alleen het goede doet en daartegenover een satan die
alleen het kwade doet. Niettemin staat in Jesaja 45:7, dat God het kwade
zelfs schept. Hij is de Schepper van het kwaad. Omdat in Romeinen 11:36
staat, dat alles uit God is, kunnen wij eenvoudig geloven dat dat ook zo is.
God zegt wat Hij bedoelt.

‘Dan is het duidelijk. Zo draagt Hij die instrumenten tot oneer.’

Mensen willen vaak uitleggen wat God bedoelt. Dat hoeft niet, want God
zegt zelf gewoon hoe het zit. Wij hebben geen mensen nodig die zeggen dat
God dan wel dat en dat gezegd heeft, maar dat Hij eigenlijk iets anders be-
doelde. Dat is wat de slang ook doet. Twijfel zaaien over het woord van God,
dat zeer vast is en niet verandert. Voor ons begrip lijken de dingen vaak zo
anders. Maar dat komt, omdat wij eerst de tradities van de mensen hebben
geleerd. Daarna moeten die gedachten het veld ruimen voor de waarheid
van Gods woord. 

‘Nou, dat geldt inderdaad heel erg voor het probleem van het kwaad.’

Men volgt vaak meer de tradities –zeker op dit punt- dan de uitspraken die
God zelf gedaan heeft. Je merkt dat men heel erg draait om er onderuit te
komen, maar Zijn woord verkondigt zelf de waarheid en dat is overtuigend
genoeg. Wij mogen naspreken wat Hij zegt. Uiterst zorgvuldig, dat wel, want
Hij zuiverde het zeven keer (Psalm 12:7). Je zou een aardig rijtje op kunnen
zetten wat de traditie zegt en wat Gods woord zegt. Uiteindelijk blijken de
overleveringen ijdel, leeg, niets te zijn. Gods woord is vol heerlijke inhoud!

Woord vandaag

‘We zijn en blijven wonderlijk opgenomen in Gods plan.’

Gods woord geeft antwoord daar waar wij vragen hebben. Hij zegt het
alles zelf in Zijn woord. Wij lezen eraan voorbij. Zoals dat gedeelte uit Ro-
meinen 9:22-24, waar zo duidelijk staat, dat God ook de instrumenten tot
oneer met veel geduld draagt. Dat geldt voor volkeren, maar ook voor
mensen apart. Een Judas was een vat tot oneer. God droeg hem, de Heer
droeg Hem met veel geduld.

‘Ja het moet ook wat voor de Heer geweest zijn, Judas!’

De Heer wist van meet af wie Hem overleveren zou in de handen van de
groep die door de hogepriester gestuurd was, met Malchus vooraan.
Hij wist, dat Judas het was. Al die tijd ging Judas mee, hoorde Hem en Hij
droeg Judas met veel geduld tot en met het moment dat hij opstapte van
de tafel en Hem ging overleveren. Hij stortte zich later neer, dat wel. Hij
bleek een instrument tot verontwaardiging.

‘Maar hij moest dat doen.’

Daar kom je –hoe je het ook wendt of keert- toch op uit. Judas moest dat
doen. Hij kon het uit zichzelf niet, daarom kwam de geest van de tegen-
stander in hem, in zijn hart. Pas toen kon hij het echt doen. Lijkt ook op
de Farao, van wie gezegd wordt dat God zelf zijn hart verhardde. Anders
had hij het volk na de eerste plaag al laten gaan, bij wijze van spreken.
We kunnen er niet omheen: alles is uit God, en : alles is door Hem.

‘Het kwaad is voor de mens een probleem.’

Voor God niet. Wanneer wij geloven, dat alles uit God is, dan hebben we
de sleutel in handen tot de oplossing van ons probleem met het kwaad.
Let wel, wij kunnen niet het kwade doen opdat het goede eruit voortkomt.
Dat kan God alleen, en Hij zet daarvoor de tegenstander in. En een Farao.
Maar ook een Judas. Er was ooit een boze geest die van Ieue uitging (erop
uitgestuurd werd) om koning Saul te verschrikken. Morgen meer!