‘We zijn en blijven wonderlijk opgenomen in Gods plan.’

Gods woord geeft antwoord daar waar wij vragen hebben. Hij zegt het
alles zelf in Zijn woord. Wij lezen eraan voorbij. Zoals dat gedeelte uit Ro-
meinen 9:22-24, waar zo duidelijk staat, dat God ook de instrumenten tot
oneer met veel geduld draagt. Dat geldt voor volkeren, maar ook voor
mensen apart. Een Judas was een vat tot oneer. God droeg hem, de Heer
droeg Hem met veel geduld.

‘Ja het moet ook wat voor de Heer geweest zijn, Judas!’

De Heer wist van meet af wie Hem overleveren zou in de handen van de
groep die door de hogepriester gestuurd was, met Malchus vooraan.
Hij wist, dat Judas het was. Al die tijd ging Judas mee, hoorde Hem en Hij
droeg Judas met veel geduld tot en met het moment dat hij opstapte van
de tafel en Hem ging overleveren. Hij stortte zich later neer, dat wel. Hij
bleek een instrument tot verontwaardiging.

‘Maar hij moest dat doen.’

Daar kom je –hoe je het ook wendt of keert- toch op uit. Judas moest dat
doen. Hij kon het uit zichzelf niet, daarom kwam de geest van de tegen-
stander in hem, in zijn hart. Pas toen kon hij het echt doen. Lijkt ook op
de Farao, van wie gezegd wordt dat God zelf zijn hart verhardde. Anders
had hij het volk na de eerste plaag al laten gaan, bij wijze van spreken.
We kunnen er niet omheen: alles is uit God, en : alles is door Hem.

‘Het kwaad is voor de mens een probleem.’

Voor God niet. Wanneer wij geloven, dat alles uit God is, dan hebben we
de sleutel in handen tot de oplossing van ons probleem met het kwaad.
Let wel, wij kunnen niet het kwade doen opdat het goede eruit voortkomt.
Dat kan God alleen, en Hij zet daarvoor de tegenstander in. En een Farao.
Maar ook een Judas. Er was ooit een boze geest die van Ieue uitging (erop
uitgestuurd werd) om koning Saul te verschrikken. Morgen meer!