‘Het blijft me bij, wat we gisteren besproken hebben.’
We zijn geweldig bevoorrecht, dat we de rijkdom uit de brief aan de
Efeziërs mogen kennen en herlezen. In dit geweldige eerste hoofdstuk
staat zó veel, dat we er al een aardig tijdje mee bezig zijn, en we zijn er
nog lang niet! In het 13e vers staat ook weer iets bijzonders:
In Hem ook zijn jullie, die het woord van de waarheid horen, het evan-
gelie van jullie redding, in Hem ook zijn jullie, die geloven, verzegeld
met de geest van de belofte, de heilige..
In Hem ook zijn jullie…. Paulus verandert hier van ‘wij’ naar ‘jullie’.
Met dat eerste bedoelt hij de gelovigen uit Israël die hem volgden en
met het tweede bedoelt hij de gelovigen uit de natiën, die geen achter-
grond hadden van de wet en de eredienst van Israël.
‘Dus nu betrekt hij ons uit de natiën erbij.’
Ja, door het ‘wij’ en ‘jullie’ zie je nog onderscheid tussen twee groepen
gelovigen. Maar de scheidslijn die gebaseerd is op het vlees (afkomst en
besnijdenis), wordt weggedaan, omdat alle zegeningen geestelijk zijn en
bovendien is in de nieuwe schepping geen verschil meer tussen mensen.
Afkomst en dergelijke tellen daar niet meer mee. Geen vleselijke voor-
rechten meer. Wat een heerlijkheid en vrede moet dat geven tussen de
vroeger zo vijandige groepen!
‘Heerlijk, wij zullen zijn tot lofprijs van Zijn heerlijkheid!’
God ziet ons nu al aan in Christus Jezus als onberispelijk en onbeschuldig-
baar. Geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. We hebben
het woord van de waarheid gehoord, onder andere dat Christus Jezus in
de wereld kwam om zondaren te redden, waarvan Paulus zich de voor-
naamste wist. Hij had de gemeente van God vervolgd en verwoest waar
die dat kon! God betoonde hem echter overstromende genade!