‘Er staan twee opmerkingen in Efeziërs 2:4-6 die tussendoor gezegd
worden door Paulus.’
De eerste is: wij die dood zijn voor de krenkingen en de begeerten.
Dat geldt de gelovigen in Christus Jezus, want zij zijn zich bewust ge-
worden, dat zij met Hem gekruisigd, gestorven en begraven zijn en
opgewekt om in nieuwheid van leven te wandelen. Als je daarmee
bewust rekent, dan ga je niet langer door in krenkingen en begeerten.
Je bent niet langer in slavernij onder de zonde. Dat heeft niet te ma-
ken met ons gevoel, maar met de feiten van Gods woord.
‘Toch doen we nog weleens dingen die niet kloppen.’
We zijn niet vrijgemaakt van het zondigen. We zijn niet zondeloos
geworden. Maar we leven wel in genade, God veroordeelt ons niet.
Hij rekent ons de dingen die niet kloppen niet langer aan. Hij werkt
wel door in ons leven, zodat de zonde teruggedrongen wordt en wij
meer leven tot Zijn eer.
En de tweede tussendoor opmerking is ook een belangrijke:
in genade zijn jullie geredden (vers 6)
‘Dat is heel fijn, want wij leven in dat klimaat. Genade om ons heen.’
We kunnen de diepte van Gods liefde en genade niet peilen. Hij zal
in Zijn genade ons doen roemen in Christus Jezus en niet in onszelf.
We hebben alles aan Hem te danken. Misschien zou zelfs mogen le-
zen: voor genade zijn jullie geredden. Dan wijst het op onze komen-
de bediening, die in Efeziërs 2:6,7 aan de orde komt!