‘Het licht van Genesis 1:3 heeft met de Zoon te maken?’

Het licht in de schepping, in de eerste eon, kon niet erkend worden
zo lang de tegenwerker er nog niet was. De hemelse machten en
krachten konden pas duisternis leren kennen na de komst van de
tegenwerker. Door zijn schepping kwam vijandschap en als gevolg
daarvan hield Alueim (Onderschikker-s) het licht terug. Niet overal,
maar er ontstond verschil. Zo kon de Zoon toen erkend worden als
het Licht van die eon.

‘Hij was voor alles, de Hoogste van de schepping.’

Hij was tevoren gekend als Lam, vóór de nederwerping van de we-
reld (1 Petrus 1:19,20). Zo was Hij ook het Licht, geestelijk gezien, en
zelfs letterlijk.  We zien in de vijfde eon hetzelfde, dat God en het Lam
de geweldige stad, het nieuw Jeruzalem, verlichten.
Zodat in beide, de eerste én de vijfde eon, Hij het Licht is dat schijnt
vanuit de geestelijke troon van God.

‘Wat een hoge plaats had Hij toen en zal Hij weer hebben.’

Ja, en we zien dat de goddelijke dienst van de hemelingen er toen al
was. Mozes zag het voorbeeld van wat hij moest instellen op de berg.
Deze dienst is wellicht verstoord geworden door de komst van de te-
genwerker. In elk geval was die geestelijke, goddelijke dienst niet vol-
komen. Gods voornemen van de eonen hield in, dat de vijandschap,
vervreemding en duisternis moesten komen. Opdat Hij Zijn innerlijke,
onmetelijke liefde aan al Zijn schepselen kon onthullen!