‘We zijn zo bijzonder gezegend dat wij tot het lichaam van Christus
behoren.’
De gemeente was een verborgenheid totdat de Vader het bekend ging maken.
Paulus spreekt in 1 Corinthiërs 2 al over de verborgenheid; het gaat in 1 Corin-
thiërs 2 over de verborgen wijsheid van God, die voor de eonen er al was en
nu bekendgemaakt is. De apostel kon die aan de meeste Corinthiërs niet kwijt.
Hij sprak van de vleselijke Corinthiërs en die konden door hun instelling de ge-
heimenissen die Paulus wilde onthullen, niet begrijpen. Zoals Jesaja moest pro-
feteren en tot het volk spreken opdat het hart van het volk vet zou worden en
hun oren wel hoorden maar zij het niet konden verstaan.
‘Dat is een tekst die meerdere keren aangehaald wordt in de Griekse Schrift.’
De Heer Jezus spreekt bewust tot Zijn volk, en doet dat in gelijkenissen, opdat
zij ziende niet zien en horende niet horen. Hij moest zo de waarheid over het
koninkrijk van de hemelen voor hen verborgen houden. Zij konden niet zien
omdat het voor hen de tijd nog niet was dat zij Hem konden aanvaarden.
Eerst moest de uitgeroepen gemeente tot stand komen. Dat wil echter nog
niet zeggen, dat de geheimenissen van het koninkrijk van de hemelen spreken
over gemeentelijke waarheden.
‘Dat wordt wel vaak gezegd. Bijvoorbeeld dat de parel in de akker de gemeente
is. Dat is dus niet zo?’
Nee, de specifieke geheimenissen die met de uitgeroepen gemeente te maken
hebben, vinden wij in de brieven van Paulus. Alleen bij hem vind je de gemeen-
telijke waarheden. Dat neemt niet weg, dat we soms in typen en beelden iets
van de gemeente kunnen herkennen, of van enkele gemeentelijke waarheden.
Zo is bijvoorbeeld het verborgen koninkrijk van Christus het hemelse aspect
van het geheimenis van Christus. Wij zijn overgezet uit de volmacht van de
duisternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Dat is een voor de we-
reld verborgen koninkrijk, en wij zullen dat koninkrijk verder vestigen te mid-
den van de hemelingen na de bazuin van God!