‘Boeiend. Sinds ik jaren geleden voor het eerst goed besefte, dat God
echt alles in Zijn hand heeft, gaf het mij enorme rust!’

Het is, als je dit biddend beseft, beslist geen dooddoener. God heeft
werkelijk alles in handen. Het kost voor de christenen heel veel moeite
dit te geloven. God is het, die alles bewerkt in overeenstemming met de
raad van Zijn wil. Het gaat om de bedoeling, die Hij uitwerkt.
Spreuken 16:4 zegt bijvoorbeeld:
Ieue heeft alles gemaakt omwille van zichzelf, ja, zelfs de goddeloze voor
de dag van het kwaad.

De ware betekenis van dit vers haalt een streep door allerlei welvaarts-
gedachten die tegenwoordig populair zijn, ook in de evangelische wereld.

‘Ook al lijken voor mensen de dingen uit de hand te lopen, voor God is
dat niet zo. Hij is het, die leidt.’

We hebben de geweldige verzekering, dat God alles uitwerkt. We kun-
nen soms bij voorbaat angst hebben voor wat komen gaat, maar als dit
besef dieper in ons hart en wezen doordringt, geeft het ware rust. Paulus
getuigt daarvan in Filippenzen 4. Hij wist in alle omstandigheden, dat God
hem erdoor zou dragen en dat geven wat nodig is. Heerlijk, als je zo dat
vertrouwen in je hebt. Want dan kun je je te allen tijde verheugen.

‘Het laat zien, hoe groot God, de Vader, is. Hij is werkelijk soeverein,
ver boven alles uit.’

Als Hij de Schepper van alles is, en dat is Hij, dan kan een schepsel nooit
in de diepste zin tegen God ingaan. Wel (tijdelijk) tegen Zijn geopen-
baarde wil. Maar dat schepsel kan nooit Zijn (verborgen) bedoeling
weerstaan.
Dat is de vraag die Paulus opwerpt in Romeinen 9:19. Het antwoord is
helemaal duidelijk, de Farao werkte onbewust mee om Gods bedoeling
werkelijkheid te laten worden. Hij kon, met al zijn macht, nooit Gods
bedoeling dwarsbomen! Daarin zien we ook de waarheid van Spreuken
21:1 terug:    het hart van de koning is in de hand van Ieue als water-
beken; Hij leidt het waarheen Hij wil
.

‘Als Hij het hart van de koning zo kan leiden, dan kan Hij dat ook doen
in alle men
senharten!’

En dat is wat velen niet willen geloven, hoewel het wel in Zijn woord
staat. Het vers waar we nu mee bezig zijn, zegt dat duidelijk. Het wordt
in één zin gezegd. Anderen zeggen dan: ‘ja dat staat er wel, maar….’
En vervolgens gaat men dat ontkennen. Dat maakt niet uit, of mensen
het wel of niet geloven, de woorden van Paulus blijven gewoon staan.
Degenen die Hij riep, waren allang tevoren gekend en tevoren bestemd
tot de plaats van zoon. Wat een rijke genade van onze Vader!