‘He best mooi dat we een heel hoofdstuk uit Spreuken hebben
bekeken. Gaan we door?’
Hoofdstuk 16 is op zich ook weer zeer de moeite waard. We kunnen
kijken, het geeft mensen wel rust, in deze tijd waarin in de wereld alles
steeds chaotischer wordt. De hele wereld ligt in het boze en daarom
hoeven wij het van de wereld niet te verwachten. Wel van de God van
de volharding en de vertroosting, die ons een geweldige verwachting
geeft. Dat geeft moed in ogenschijnlijk uitzichtloze situaties.
‘Ook Abram leefde in hoge verwachting van wat God zou gaan geven.’
Abram verwachtte de stad met fundamenten. Die grote stad, die neer
zal dalen op de nieuwe aarde, met pleinen van goud en allerlei kostbare
edelstenen. Ongelooflijk, wat een stad zal dat zijn, badend in het licht van
het Lam (de Heer zelf) en Zijn gemeente, Zijn lichaam.
‘Weet je, dat ik me dat nauwelijks voor kan stellen?’
We hebben de enorme verzekering, dat als onze Heer Jezus Christus komt,
Hij komt als redder. Hij zal dan ons vernederd lichaam veranderen zodat
het gelijkvormig zal worden aan Zijn verheerlijkt lichaam, waarmee Hij de
latere apostel Paulus tegemoet kwam in Syrië waardoor hij 3 dagen blind
was, een licht omscheen hem, feller dan de middagzon.
‘Dat licht gaan wij dus ook uitstralen?’
Ja, hoe moeilijk wij dat nu ook kunnen voorstellen. Nu al kunnen wij op
een andere manier licht geven; doordat wij wandelen in deze donkere en
duistere wereld als zonen van het licht en zonen van de dag, die komt.
Paulus wijst daarop in 1 Thessalonicenzen 5, als hij over de toekomstige
dingen spreekt. Juist in het licht van die grote toekomst bemoedigt hij ons
om zo te wandelen! Hij komt, en in dat licht wandelen wij vandaag!