‘De Spreuk van gisteren zei wel iets geweldigs: dat God alles in Zijn
hand heeft.’
Die van vandaag heeft ook het nodige te zeggen:
een gruwel voor Jahweh is al wie hooghartig is.
hand op hand: hij zal niet onschuldig gehouden worden
Het woord ‘gruwel’ wordt ook gebruikt als het om afgoderij gaat.
En dat is wat hoogheid van hart voor Jahweh is. Ieder die zich in
zijn hart verheft, is voor Jahweh een gruwel. En dat is wat we van-
daag om ons heen waarnemen, de mens zet zichzelf centraal en
zal zich straks in het op de troon zetten van de mens van de wette-
loosheid verheffen ‘boven al wat god en voorwerp van verering
heet’, daarmee wil hij zich ook boven God zelf verheffen.
‘Wij weten uit de Schrift gelukkig, dat Vader daar een einde aan
gaat maken.’
Zeker, dat staat vast. Mensen, die zich verheffen, menen dat zij alles
goed doen en denken dat zij het centrum van het universum zijn:
God zal ze verootmoedigen. Vroeg of laat maken zij ernstige fouten
en zal God hen daardoor van hun voetstuk stoten. Dat heeft de pro-
feet Jesaja (2:12–17) ook voorzegd:
De hoogmoedige ogen van de mensen zullen neergeslagen worden,
en de trots van de mannen zal neergebogen worden.
Alleen Jahweh zal op die dag hoogverheven zijn.
Want de dag van Jahweh van de legermachten zal zijn
tegen al wie hoogmoedig en trots is,
tegen al wie zich verheft, opdat hij vernederd zal worden;
tegen alle ceders van de Libanon, hoog en verheven,
en tegen alle eiken van Basan,
tegen al de hoge bergen
en tegen al de verheven heuvels,
tegen elke hoge toren
en tegen elke vestingmuur,
tegen alle schepen van Tarsis
en tegen alle koopvaardijschepen met kostbare lading.
De hoogmoed van de mensen zal vernederd worden
en de trots van de mannen zal neergebogen worden.
Alleen Jahweh zal op die dag hoogverheven zijn
Dat is wat! Hij gaat er einde aan maken. En we zien, dat Hij
de hooghartige niet voor onschuldig houdt. Het woord ‘on-
schuldig’ betekent eigenlijk ‘rein, schoon’. Jahweh zal er ee
n
einde aan maken.
‘En wat betekent dat ‘hand op hand’ eigenlijk?’
Het komt ook voor in Spreuken 11:21a waar een soortgelijke zin
staat als hier in 16:5. Uitleggers hebben daar verschillende verkla-
ringen voor. Keil-Delitzsch gaat uiteindelijk naar een bepaald ge-
bruik onder de mensen, dat zij door een handslag van twee handen
tegen elkaar een zaak zeker stellen, we kennen dat misschien wel
van de paardenmarkt. Zowel in 11:21a als in 16:5 hier lijkt het gezien
het tekstverband daarop te wijzen.
In elk geval weten wij uit de Schriften, dat God uiteindelijke alle eer
zal krijgen, die Hem toekomt!