‘De eenheid van de geest wil men bewerken.’
Alle pogingen om een eenheid van de geest te bewerken zullen op
niets uitlopen, omdat de eenheid van de geest door God zelf tot
stand gebracht is. In al degenen die tot het lichaam van Christus
behoren, is dezelfde geest aanwezig. Gods geest. Dat is de ene geest
waar Efeziërs 4:4-7 van spreekt. Bij de Korintiërs bleek, dat zij heel
gewillig waren een andere geest te ontvangen, en een andere Jezus.
‘Ja, dat zegt de apostel in 2 Corinthiërs 11.’
Daar schrijft hij ook de ernstige woorden, dat zij zelfs een ander evan-
gelie ontvingen, in vers 4. Het is wel boeiend, te kijken naar wat daar
precies staat:
want indien inderdaad iemand komt, die een andere Jezus verkondigt,
die wij niet verkondigen, of een andersoortige geest aannemen, die jullie
niet aangenomen hebben, of een andersoortig evangelie dat jullie niet
ontvangen; jullie verdragen dat/hem uitstekend
‘Nou, dat is nogal wat.’
Wat hij zegt, is dat de Korintiërs de verkondiging van een andere Jezus
uitstekend verdroegen. Dat woord ander is hier het Griekse allos, dat
betekent: anders, maar van dezelfde ‘soort’. Het woord ‘soort’ is wat
merkwaardig wanneer het over de Heer zelf gaat. Maar het ging bij hen
mogelijk om een leraar die een Jezus verkondigde die niet voor allen
stierf (2 Corinthiërs 5:14). Een Jezus, die alleen geïnteresseerd was in
enkelen die Hem aanstonden. Of die een beslissing voor Hem wilden
maken. Of Hem willen volgen in volmaakte gerechtigheid.
Dat zijn niet kenmerken van de Jezus, de Christus van de Schriften.
Die stierf voor allen, Die heeft zondaren lief, Die eist geen volmaak-
te gerechtigheid, maar geeft die op grond van Zijn eigen geloof, om
niet, in Zijn genade!