Woord vandaag

‘Bijzonder dat Hij zo’n heerlijkheid verliet.’

Hij had een bijzondere heerlijkheid, dat was het aan God gelijk zijn.
Dat heeft Hij geen roof geacht. Hij achtte het geen beroving van God
toen Hij Vader naar de schepping toe representeerde. Hij was toen al
de afstraling van Gods heerlijkheid. Nu heeft Hij opnieuw grote heer-
lijkheid aan de rechterhand van Vader als Hoogste boven de andere
hemelse machten en krachten.

‘Hij is overweldigend groot. Heeft alleen onsterfelijkheid.’

De Heer Jezus Christus verliet grote heerlijkheid en daalde neer uit
de hemel. Zo schrijft Johannes’ evangelie in hoofdstuk 6 maar liefst
zeven keer, dat Hij neerdaalde. Oorsprong: de Vader, de hemel. Hij is
het ware Manna, het Brood van het leven, uit Bethlehem. Later ge-
tuigt de apostel Paulus ook ervan, in 1 Corinthiërs 15, dat Hij neer-
daalde als de Heer uit de hemel (vers 47).

‘Dat is ook opvallend. Hij kwam dus uit de hemel op aarde.’

Zo spreekt de Schrift. Paulus zegt het ook in Efeziërs 4:8-10

Daarom zegt Hij: Opstijgend in de hoogte neemt Hij de gevangen-
schap gevangen en Hij geeft gaven aan de mensen. Het “Hij steeg
op” nu, wat betekent het anders dan dat Hij ook eerst afdaalde in
de lagere delen van de aarde? Hij, Die afdaalt, is Dezelfde Die ook
opstijgt boven allen die van de hemelen zijn, opdat Hij het al com-
pleet zal maken.

Dit afdalen wordt verbonden met Zijn opstijgen naar een positie
zelfs boven allen die van de hemelen zijn. Er wordt steeds over Hij
gesproken. De Heer Jezus Christus. Hij daalde af en werd Mens.
Later steeg Hij op, na Zijn volbrachte werk, naar de allerhoogste
plaats onder God, Zijn Vader.

Woord vandaag

‘Ja, Hij was in de vorm van God, zo staat in Filippenzen.’

Dat woord vorm is toegelicht. Dat wijst op de uiterlijke verschijning
van iets of iemand. In Marcus 16:12 staat, dat Hij in de opstanding
met de twee Emmaüsgangers wandelde. Zij herkenden Hem niet, tot-
dat Hij een bekende handeling uitvoerde (breken van het brood).
We lezen daar:
En daarna is Hij in een andersoortige vorm openbaar gemaakt aan
twee van hen…..

‘In de opstanding zelfs kon Hij in de vorm van gewoon mens zijn.’

Dat is op dat moment tijdelijk de uiterlijke vorm die Hij aannam.
Na de opstanding was Hij nog steeds mens. De Mens Christus Jezus
is aan de rechter(hand) van de Vader. Nu. Daar heeft Hij een andere
vorm, want Paulus was blind door de enorme uitstraling van licht
toen de Heer hem ontmoette op weg naar Damascus.

‘Dus de vorm kan steeds verschillen.’

Dat blijkt hieruit. De vorm die Hij eerst had voor Hij mens werd, werd
door de profeten gezien. In visionaire momenten. We lezen dat bij-
voorbeeld in Jesaja 6, toen zag de profeet IEUE zitten op een hoge en
verheven troon. Wie zag hij toen? De Heer Jezus Christus in Zijn heer-
lijkheid voor Hij mens werd!

Woord vandaag

‘Zeer genoten gisteren op de studiedag.’

Het was weer opmerkelijk, hoe de Schriften spreken tot eer van God
en Zijn Zoon. Bijzondere woorden, die bekend zijn en als het ware
toch weer nieuw klinken. En je komt onder de indruk van de heerlijk-
heid, die Hij, de Zoon van Zijn liefde, had voor Hij mens werd. Hij wijst
daarop in Johannes 17:5 :

En nu, verheerlijkt U Mij, Vader, met Uzelf, met de
heerlijkheid die Ik had, vóór de wereld is, bij U.

‘Dat wijst op Zijn verleden bij de Vader.’

We zien, dat Hij zelf in Zijn gebed spreekt over een vroegere heer-
lijkheid. Die had Hij toen Hij in de vorm (Grieks: morphe) van God
was. Toen was Hij, volgens Filippenzen 2, aan God gelijk. Dat was
Hem eigen, behoorde Hem toe. Hij representeerde God naar de an-
dere schepselen toe.

‘Zoals Hij te zien was op bijzondere momenten?’

Bijvoorbeeld in Ezechiël 1 en Jesaja 6. Daar zagen de profeten Hem
in Zijn bijzondere heerlijkheid in de vorm van God, Hij was toen aan
God gelijk
. Dat heeft Hij geen roof geacht. Hij ontnam God toen niets,

maar richtte de schepselen op God. Er is één God, de Vader, uit Wie
het al is, en Hij voert Zijn plan uit door Zijn Zoon, die destijds aan God
gelijk
was, door Hem te representeren naar de schepping toe.

Woord vandaag

‘Ja, dat toch nog veel gelovigen Paulus niet willen. Vreemd.’

Het menselijke vlees speelt daarin een belangrijke rol. Men wil zelf
nog iemand zijn, iets voorstellen. Eigen inbreng bij God hebben. Het
evangelie van Paulus laat echter weinig over van het menselijke
vlees. De gezindheid van het vlees echter, is vijandschap tegen God.
Het kan zich niet aan Gods onderricht onderschikken.

‘Dat is wel een punt, als je erover nadenkt.’

Het evangelie dat Paulus brengt is niet overeenkomstig de mens.
Die wil wel graag religieus bezig zijn, vandaar de grote wereldreligies
die we kennen: christendom, islam, hindoeisme, boeddhisme. Alle-
maal pogingen, om door werken iets voor God te doen of een hoger
niveau te bereiken. In het licht van het kruis blijft daar niet veel van
over. Niets.

‘De Heer Jezus liep daar ook tegenaan. Heel hard zelfs.’

Dat kun je gerust zo stellen, ja. Een voorbeeld daarvan vinden we in
Johannes 6. Een prachtig hoofdstuk op zich. Met de bekende gesprek-
ken tussen de Heer en de probleemzoekende farizeeën. Die wierpen
alles op om Hem te kunnen laten vallen. Hij zegt in vers 27 tegen de
Joodse mensen:

Werk niet (….) om het voedsel dat verloren gaat, maar om het voedsel
dat blijft tot in het eonische leven dat de Zoon van Adam jullie geven
zal, want Deze verzegelt God, de Vader.

Een verbluffende opmerking. Ze waren heel druk bezig geweest om
Hem te volgen na de wonderlijke spijziging, en Hij wijst hun ijver af en
wijst op wat ze om niet kunnen ontvangen: Hij zelf, het ware Brood.

Woord vandaag

‘De Zoon neemt de centrale plaats in Gods plan in?’

Het voornemen van de eonen voert Vader uit in Christus Jezus,
onze Heer (Efeziërs 3:11). In elk geval blijkt ook uit deze woorden,
dat de Heer de grote Uitvoerder van Gods plan is. Hij is het, die
afdaalde in de lagere delen van de aarde (Efeziërs 4:9). Dat wijst
niet alleen naar Zijn voetstappen in het beloofde land. Het wijst
ook naar Zijn vernedering of verootmoediging. Hij daalde af.

‘Dat doet denken aan de gezindheid van Christus Jezus.’

Dat is die gezindheid die ook in ons zou zijn. De apostel wijst erop
in Filippenzen 2:5 en volgende verzen. Dat dat voor ons hét voor-
beeld is voor deze tijd, voor alle gemeenteleden, zou duidelijk zijn.
Je komt het in de praktijk niet zo erg vaak tegen. Eerder is de mens
hoogmoedig en trots dan ootmoedig en zachtmoedig.

‘Ook in kringen van ware gelovigen?’

Ook daar ja, kennis maakt opgeblazen. Liefde bouwt op. Het gaat
niet om gelijk te willen hebben. Het gaat om het getuigenis van
het woord van God, dat wij mogen naspreken. Iets van die heerlijk-
heid bekend te maken, is een van de grootste voorrechten van de
gelovigen van vandaag. Toch blijkt onder gelovigen soms weerstand
te bestaan tegen het evangelie dat Paulus bracht. Merkwaardig.