‘Het evangelie van de overstromende genade is voor iedereen.
Maar je moet het wel aannemen, wordt gezegd.’
Er staat in Handelingen 16, dat God het hart van Lydia, de purper
verkoopster, opende, zodat zij aandacht gaf aan wat Paulus zei.
Het ’tot geloof komen’ is helemaal een zaak van God, die dat door
Zijn geest in de mens werkt. Het is geen zaak van de mens die een
vrije wil zou hebben en volledig vrijwillig kiest voor God of voor
de Heer Jezus.
‘Ja, hoe langer ik er mee bezig ben, hoe meer ik daarvan overtuigd
raak. Het moet helemaal van God komen.’
Stel je voor, dat er iets van de mens zelf bij zou zitten, er iets van de
mens gevraagd zou worden. Nee, dat kan niet zo zijn, anders is het
geen genade meer. De Heer zei het zelf in Johannes 6:44
‘Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft,
hem trekt.
Ook dit is een eenvoudige waarheid. Maar door zoveel menselijke
filosofie verduisterd geraakt. Het is alles uit God. Hij werkt in en door
mensen heen. Maar de roem en eer is er uiteindelijk alleen voor Hem!
‘Er wordt zoveel geredeneerd, gedacht, terwijl je elke keer uitkomt bij
de heldere uitspraken van de Schrift zélf.’
Dat is ook de basis voor je geloof. Wat je gelooft, staat in de Schrift. Het is
altijd uiterst riskant een geloofsbelijdenis op te stellen. Dan ga je in eigen
woorden als het ware zeggen wat de Schrift bedoelt. Beter is het, gewoon
de tekst van de Bijbel zelf te laten spreken, en niet je eigen woorden en/of
eigen denken over de Schrift heen te leggen, want dat gebeurt maar al te
snel. Helaas!
‘Vandaar alle afwijkingen van de Schrift?’
De slang begon twijfel te zaaien over de woorden die God had gezegd.
Daarna raakte het mensenpaar in de mist en uiteindelijk werd Gods woord
ontkend. Dat is meer regel dan uitzondering geworden.
Voor deze tijd geldt dat de brieven van Paulus door het lichaam van Christus
gelezen, bestudeerd en herlezen zouden worden. En dat gebeurt mondjesmaat.
Dan krijg je zicht op de geweldige genadeboodschap die hij brengt:
Want in genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet uit jullie zelf;
het is Gods naderingsgave, niet uit werken, opdat niemand zich beroemen
zal.
Want Zijn maaksel zijn wij, die geschapen worden in Christus Jezus voor
goede werken, die God van tevoren gereedmaakt, opdat wij daarin zullen
wandelen.
Efeziërs 2:8-10