‘Wat lezen we na de bazuin van God?’
Er zit opbouw in de brieven van Paulus, daarom lezen we in 1
Thessalonicenzen nog niet over de (tot dan toe) nog onbekende
hemelse sfeer van zegeningen.
Na Thessalonicenzen blijkt in 1 Corinthiërs, dat het lichaam van
de gelovigen een ingrijpende verandering moet ondergaan.
Om aangepast te worden aan de nieuwe sfeer waar wij zullen
komen: boven, met Hem, onze Heer. In Efeziërs vijf keer:
te midden van de hemelingen.
‘Ja het is zó bijzonder. We zullen daar zijn als je Efeziërs leest.’
In Efeziërs 1:3 wordt gezegd, dat de gelovigen gezegend zijn in
Christus met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelsen.
Deze uitdrukking hemels wordt in tegenstelling tot aards gebruikt.
De sfeer is dus nu direct in 1:3 : te midden van de hemelingen, en
niet te midden van de aardsen, als het gaat om onze zegeningen.
‘Ja, ik kijk er naar uit om daar te zijn, bij Christus Jezus.’
In Efeziërs 2:6,7 wordt gezegd:
…’en wekt ons gezamenlijk op en zet ons gezamenlijk te midden
van de hemelingen in Christus Jezus’…
We kijken nu wat verder in de tekst dan de afgelopen periode.
Beiden woorden opwekken en zetten staan als een feit.
De Griekse werkwoordsvorm drukt dat uit.
Wat als feit staat, is dat de leden van het lichaam van Christus met
Hem opgewekt zijn én gezet zijn te midden van de hemelingen.