30 maart 2019
‘De arbeiders in de wijngaard.’
Mattheüs 20:1-16 is merkwaardig.
Goed is het om op te merken dat de
gelijkenis te maken heeft met het ko-
ninkrijk van de hemelen. De Heer van
het huis is Jahweh Zelf. De wijngaard
is Israël. De arbeiders van het eerste
uur waren onder de wet en kregen 1
denarie (penning, hSV) per dag. Dat
was de afspraak, zoveel uur werk, zo-
veel loon. De arbeiders die op het 3e,
6e, 9e en 11e uur gingen werken, kre-
gen allemaal 1 denarie. Dat is in onze
ogen onrechtvaardig. De werkers van
het 1e uur vonden het ook onterecht .
‘Wat wil de Heer ermee zeggen?’
We zien diverse gradaties van genade.
De werkers van het 3euur werkten niet
op contract, zoals de eersten. Zij kre-
gen wel een belofte mee: Ik zal jullie ge-
ven wat rechtvaardig is. De arbeiders
van het 6e en 9e uur evenzo. Deze drie
groepen vermengden hun werken met
vertrouwen in de Huiseigenaar. Aan de
werkers van het 11e uur was niets be-
loofd. Zij vertrouwden bijna volledig op
die Huiseigenaar; zij hadden nauwelijks
gewerkt.
‘Ja mooi, en wij dan?’
Wij komen hier niet in beeld. Je zou
zeggen dat wij mensen van het 12e
uur zijn. Zonder werken, want werktijd
is voorbij. Wij horen niet in het aardse
koninkrijk. Aan onze redding doen wij
niets. Wij vertrouwen de Eigenaar van
alles helemaal. En wij ontvangen veel
meer dan werkers onder wet. In Israël
zijn de laatste (11e uurs) arbeiders de
eersten. En de eersten (wettischen) zijn
de laatsten. Wij, het lichaam van Chris-
tus, hadden geen hoop. We zijn minder
dan de laatsten en wij zijn in Gods plan
de allereersten. Wat een genade!