‘Vandaag zien we nog een tekst waar de Naam verborgen is?’
Ja, en dan zitten we aan de 5e, merkwaardig genoeg. 5x de Naam op een
bepaalde manier verborgen in de tekst van Esther aanwezig. De laatste
is in 7:5 en dan gaat het niet om de vierletterige Naam, maar om ‘Ik ben’.
Verborgen in de tekst is AHIH (Aleph-Hee-Jod-Hee), wat weergegeven
wordt in de tekst van de herziene Statenvertaling met ‘….wie is hij en waar
is hij…?’ Dit is een vorm van het werkwoord zijn/worden en geeft ‘Ik ben’
weer.
‘Zo, dat is ook weer een mooie zeg. Wat geweldig is dat he, dat het zó in
elkaar verweven zit in de tekst.’
De koning vraagt: ‘wie is hij en waar is hij die zijn hart vervuld heeft om
zo te handelen?’ Om de koningin en het Joodse volk zo te willen verkopen
om vernietigd te worden. Terwijl hij dit zegt, geeft hij onbewust de Naam
weer van Hij, die Zijn volk verloste uit de hand van Farao en nu uit de hand
van Haman, de vijand van de Joden, die, net als Farao, het hele volk wilde
vernietigen (Exodus 2:23-25 en 3:14,15). Door te wijzen naar de menselijke
tegenstander wees hij -onbewust- naar de tegenstander (satan) die er ach-
ter stak.
‘Toch fijn, dat bleek dat alles in Gods hand was.’
Op de vraag ‘wie is hij en waar is hij?’ wist alleen de grote ‘Ik ben die Ik ben’
het antwoord. Esther en Mordekai kenden het menselijke instrument, maar
niemand kon weten wie alles dirigeerde, dan alleen Degene die het einde al
van meet af aan ziet! Hoewel Jahweh niet te midden van het volk was in de
dagen van Esther (naar Deuteronomium 31:16-18), was Hij wél voor hen en
redde hen voor de ondergang!