‘Die hele kwestie van wet of genade houdt al lang veel
gelovigen bezig he.’
Zeker! In de tijd van Paulus speelde dat al heel sterk. Hij was zelf eerst
Saulus en hij was een ijveraar in het judaïsme. Dat was een wettisch
systeem, dat ontstaan was tijdens de ballingschap van de twee stammen
(Juda en Benjamin) in Babel. Men legde daarbij ook (een deel van) de
zogeheten ‘mondelinge Torah’ (de overleveringen) vast en dat leverde
de Babylonische Talmoed op.
‘Maar, toen de Heer hem ontmoette op weg naar Damascus maakte hij
een geweldige ommekeer mee. Daarmee werd hij verlost van dat systeem.
Maar de Torah zelf bleef toch bestaan als Gods woord?’
De periode van het beheer van de wet was voorbij, toen de Heer Jezus Christus
werd opgewekt uit de doden. De Torah zelf is en blijft heilig, rechtvaardig en
goed. De Torah is geestelijk, omdat die van God afkomstig is en daarmee leven
in zich heeft. Alleen het hele concept: ‘doe dat en je zult leven’ was voorbij, een
achterhaald iets, omdat de Heer dat vervuld had.
‘Dus daarom zei de Heer Jezus dat tegen die wetgeleerde die aan Hem vroeg wat
hij moest doen om eeuwig leven te verkrijgen! Toch? In Lucas 10:28.’
Daar antwoordt de wetgeleerde dat het gaat om het liefhebben van God boven
alles en de naaste als jezelf (Lucas 10:27). En daarop zegt de Heer dan: ‘doe dat
en je zult leven’. Maar de wetgeleerde wilde ontwijken en vroeg aan de Heer wie
dan eigenlijk je naaste is.
‘Men legt dan uit, dat de naaste van de Samaritaan die man langs de kant van de
weg lag, half dood, was. En men zegt dan dat wij moeten zijn als die Samaritaan.’
In wezen komt de Heer precies andersom uit. De naaste bleek te zijn degene die
aan die man langs de kant van de weg barmhartigheid bewezen heeft. Daarmee
laat de Heer aan de wetgeleerde zien, dat Hij de Samaritaan en dus de Naaste is
en dat de wetgeleerde de man langs de kant van de weg is.
Niet de wetgeleerde kon hulp geven, maar had alle hulp nodig! Het in acht
nemen van de Torah kon hem niet redden (eeuwig leven geven)! Er was
Eén die hem kon redden: de Messias Jezus zelf! De wetgeleerde had genade
nodig!
‘En daarna zijn Naaste liefhebben?’
Jawel. Het gaat hier om het liefhebben van God en de naaste, en die naaste
blijkt de Heer zelf (de Samaritaan) te zijn! En men legt dit gedeelte uit
Lucas 10 steeds anders uit dan het bedoeld is. En in het vervolg zien we
iemand die haar Naaste liefheeft: Maria, die zit aan de voeten van de Heer en
hoort Zijn woord.
De Heer zegt daarbij zelf dat één ding nodig is, en dat Maria het goede deel had
gekozen!