‘Het blijft voor mij verbazend, dat zoveel echte gelovigen niets
of nauwelijks iets weten van de hemelse bediening.’

Het is Gods zaak, uiteindelijk. Het maakt niet uit of er veel gelovigen zijn
die het hebben erkend en het echt geloven, of niet. Het is iets, dat in de
Schriften geopenbaard werd door de latere brieven van Paulus. Het is
geen uitvinding van een aantal gelovigen, het is iets dat in de Schrift ont-
huld wordt en kom niet aan met ‘ja, maar het gaat veel te ver’ of ‘je leest
er teveel in’ of  ‘het staat er wel, maar je moet het anders zien’.

‘Wonderlijk, dat God zich steeds verder heeft onthuld in de Schrift.’

We hebben te maken met geopenbaarde verborgenheden. Een verbor-
gen wijsheid van God, van vóór de eonen (1 Corinthiërs 2:7), die nu
geopenbaard is, en heeft te maken met de gemeente die het lichaam van
Christus is, is zó bijzonder. Dat kun je niet afdoen met dat het slechts te
maken heeft van het opnemen van heidenen in de zegeningen van Israël.
Dat was in Tenach ook al bekend en volgens de Torah kon de heiden ook
opgenomen worden als vreemdeling in de volksvergadering van Israël.

‘Als het niet gaat om de heiden die bij Israël mag komen, moet het dus
om iets anders gaan.’

Ja, want waarom zou Saulus dan geroepen zijn, als 13e apostel, met een
unieke roeping, als het alleen zou gaan om eenwording van Israël en de
heidenen? Want dat laatste zat ook besloten in het evangelie van het
koninkrijk, daarvoor werden de twaalf apostelen door Jezus Christus ge-
roepen. Paulus had een afzonderlijke roeping, een afzonderlijke bood-
schap, een afzonderlijk evangelie. Hij was speciaal afgezonderd. Zo staat
het er en daar valt niets aan te wijzigen.

‘Duidelijk. Het speciale, unieke, is de onvoorwaardelijke genade en de
hemelse roeping van het lichaam van Christus?’

Het kan niet anders. De Heer kon met Zijn volksgenoten niet spreken over
de hemelse (dingen), Johannes 3:12. Alleen over de aardse. Dat was voor de
leraar van Israël al moeilijk te vatten. Laat staan wat later onthuld zou wor-
den: een verzoening die het universum omvat, waarin alle geestelijke mach-
ten en krachten betrokken en meegenomen worden én heel de mensheid.
Simpel: voor de volkeren op aarde heeft Israël een aardse bediening en voor
de hemelingen heeft het lichaam van Christus (het gezamenlijk-lichaam) een
hemelse. Dát is overstromende genade!