Woord vandaag

‘Nou het was heel wat lezen hoor, in Numeri en Jozua!’

Goed bestede tijd, toch? En als je leest hoe het land verdeeld werd onder
de betreffende stammen, kun je je afvragen, door wie die delen door
loting werden toegewezen.

‘Even kijken, je leest in Jozua 13:8,15,24,29,32,33; 14:3 dat Mozes hen de
diverse gebieden gaf.’

Ja, klopt, maar er staat óók in Jozua 14:1, dat Eleazar, Jozua en de familie-
hoofden de erfdelen aan de zonen van Israël toedeelden.

‘Ja, dat is zo. En door wie gebeurde het nu? Door Mozes of door Jozua?’

Het uiteindelijke antwoord vind je in Jozua 21:43-45; 23:14-16;
Handelingen 13:19 en talloze andere Schriftplaatsen. Het land werd
door God zelf, door Jahweh, aan Israël gegeven. Hij leidde het lot,
hoe dat viel, zoals Spreuken 16:33 zegt:

Het lot wordt in de schoot geworpen,
maar elke beslissing daarvan is van Jahweh

We zien hier, dat
God uiteindelijk de indeling van het land aan de
diverse stammen bewerkte; een voorbeeld van wat Paulus in
Efeziërs 1:11 schrijft: ‘…Hem Die alles bewerkt in overeenstemming
met de raad van Zijn wil’.

‘Het land werd eigenlijk niet door Mozes, of door Jozua en Eleazar en
de familiehoofden, maar door Jahweh verdeeld?’

Precies! Er staat ook bij gelegenheid bij, dat de loting gebeurde voor
het aangezicht van Jahweh in Silo. HIJ bewerkte hoe het lot viel!

Hij gebruikt in Zijn plan (wordt ook genoemd in Efeziërs 1:11; voor-
nemen
) allerlei instrumenten, tot eer of tot oneer, maar uiteindelijk
bewerkt Hij dat alles!

Woord vandaag

‘Zouden mensen moeite hebben met Efeziërs 1:11?’

Wat bedoel je?

‘Daar staat, als ik de Nederlandse concordante vertaling lees, dat God
alles bewerkt in overeenstemming met de raad van Zijn wil. Hoe zou
je dat kunnen zien?’

Als we eerst naar het tekstverband kijken, zien we dat het gaat om al
die geweldige geestelijke zegeningen voor het lichaam van Christus.
Ons lot was geworpen in Hem, in de Christus (zie vers 10). Dit is een
verwijzing naar de loting zoals die bij Israël plaatsvond toen zij het
land onder Jozua (uiteraard een type van Christus) veroverd hadden.
Het lot werd geworpen en het land onder de stammen van Israël ver-
deeld. Hier in Efeziërs gaat het om het hemelse ‘gebied’, dat aan de leden
van het lichaam van Christus is toegewezen.

‘Ja, mooi dat dat zo door Paulus wordt aangereikt. In feite is de loting zoals
die in Jozua beschreven is een type van de loting voor de leden van het
lichaam van Christus, om een gebied te midden van de hemelingen.’

Zo kun je dat zien. Die loting toen voor Israël was niet willekeurig, maar werd
door Jahweh geleid. Overigens kun je in Jozua zelf een illustratie vinden van
wat hier staat in Efeziërs 1:11. In Numeri 33:50-35:34 was er over gesproken,
en vanaf Jozua 13:8 lees je over de uitvoering.

‘Nu heb ik wel wat te lezen, morgen gaan we verder?’

Morgen kunnen we een toelichting uit de Tenach (OT) zien op wat Paulus
hier in Efeziërs 1:11 (als apostel)  schrijft!

Woord vandaag

‘Groot is toch die genade, die God ons schenkt in de Geliefde. Weet je,
ik ben er al dagen lang stil van. En mijn hart zingt.’

We beseffen het te weinig, wat we allemaal aan Hem te danken hebben.
Ons hart kan er van overvloeien, zoveel is het. Heerlijk. Een plaats met
Hem te midden van de hemelingen. Wat is dat geweldig he.

‘En wat bedoelt Paulus nu in vers 10, van Efeziërs 1?’

Daar staat ook weer zoiets geweldigs. De toekomst van het universum,
het heelal, ligt al vast. Dat schip heeft vaste koers: op naar het hoofd,
Christus! Heel die schepping, alle schepselen, mensen en hemelingen,
zullen onder dat ene Hoofd gebracht worden. Dat is het grote werk, dat
God door Christus Jezus uitvoert, met twee instrumenten: Israël en de
gemeente, die Zijn lichaam is.

Hoofd-zijn houdt automatisch in: redder zijn. Hij is de grote redder, van
al wat onder Hem gebracht wordt. En dat is alles omvattend. Teveel om te
bedenken, je kunt er met je hart amen op zeggen. Wat een grote Heer hebben
wij leren kennen: Christus, de kracht en de wijsheid van God. Hoofd van alles!

‘Oh, dat betekent dat woord ‘culmineren’ dus in de concordante vertaling.
Het komt tot een hoogtepunt, als heel de schepping Hem als hoofd erkent.’

Wat een grote toekomst ligt er klaar voor al die mensen, de meesten hebben daar
nog geen idee van en God schenkt het ons om daar iets van te weten. Rijkdom!

Woord vandaag

‘Heel groots, Zijn genade die Hij zomaar aan ons geeft, zonder dat wij er ooit
iets voor hebben kunnen doen. Zelfs hoeven we geen vergeving te vragen
voor de dingen die we nog dagelijks fout doen.’

Ja, Paulus gaat maar door in dat Efeziërs 1, en werkelijk blijde boodschap, die
je nooit genoeg kan horen, het gaat je hart in bezit nemen als je ernaar blijft
luisteren en dan gaat je hart zingen van Zijn rijkdom!

‘Nou en of! Dat geheimenis van Zijn wil, dat zal zeker weer iets bijzonders be-
kenen? Of niet soms?’

Het is niet alleen Zijn wil; die was aan Israël bekendgemaakt. Christus Jezus
zal over de hele aarde, alle volkeren, regeren en daarbij is Israël Zijn instrument.
Het gaat hier om het geheimenis van Zijn wil. Dat heeft te maken met de
hemelse bediening van de gemeente, die Zijn lichaam is. In de hemelen zal Hij
ook regeren, samen met Zijn lichaam. Dit hemelse aspect heeft alles te maken
met het geheimenis van Zijn wil.

‘Wat is het ongelooflijk, dat Hij dat aan ons bekendmaakt. Waar hebben wij dat
nu aan te danken? Zulke besteriken waren we toch niet?’

Opnieuw: het is de rijkdom van Zijn genade, dat Hij dit nu al aan ons bekend-
maakt, én dat wij kennelijk bij die bijzondere groep mogen horen.

‘Je raakt er maar niet over uitgedacht he, deze dingen. Onvoorstelbaar.’

Paulus maakt bekend, dat God het al, in de hemelen én op de aarde onder dat
ene hoofd, Christus gaat brengen. Dat was nog nooit zo bekendgemaakt aan
de mensen voordat hij Efeziërs schreef. De Vader heeft hem dat gegeven.
Dat jij en vele anderen daar bij horen en het nu al zo horen, is
onbeschrijflijk veel genade.

‘Maar veel gelovigen weten deze dingen toch niet zo. Zij denken wel dat zij ooit
naar de hemel gaan. Maar dit alles uit Efeziërs 1 beseffen zij niet.’

Dat maakt de genade des te groter, dat wij daar wel iets van mogen begrijpen!

Woord vandaag

‘In Efeziërs 1 gaat ook om vergeving he, is dat voor de gemeente dan net zo
als bij Israël? Er is bij Israël toch ook vergeving van zonden?’

Bij Israël is er vergeving van zonden. Maar dat kon herroepen worden. Het
is voorrecht van een koning om te vergeven,maar ook om daarop terug te
komen. Dat blijkt uit de gelijkenis over de man die 10000 talenten schuldig
was aan de koning. Hij ontving vergeving, maar kon op zijn beurt een ander
die aan hem veel minder schuldig was niet vergeven. Om die reden nam de
koning de vergeving terug en werd de man alsnog gevangen gezet
(Mattheüs 18:23-35).

‘Maar wat wil je daarmee zeggen?’

Dit is wat met het volk Israël gebeurde. Zij waren veel schuldig aan de koning,
die een beeld van God is. Zij konden het oude verbond niet houden, zij hielden
de Torah niet. Het ergste was de kruisiging van de zoon van God. Op basis
van het gebed van de Heer aan het kruis (‘Vader, vergeef het hun, want zij weten
niet wat zij doen’) vergaf God wat zij schuldig waren. Maar zij konden op hun
beurt de gojim (heidenen) niet vergeven. Daarom nam God de vergeving terug
en het volk werd alsnog op een zijspoor gezet en ging in ballingschap na de ver-
woesting van Jeruzalem in 70 AD.

‘Heeft Paulus het hier in Efeziërs 1 over iets anders dan?’

Hij spreekt van de vergeving van de krenkingen. Dat is een ander gebied dan
alleen zonden. Het gaat nu niet langer om een koning die zonden vergeeft, maar
om een gezin waarin een vader gekrenkt wordt door wat zijn zoon doet.
Die vader vergeeft dat waardoor de zoon zijn hart en gevoelens krenkte.
Er staat verder, wij die vergeving hebben en dat het in overeenstemming met
de rijkdom van Zijn genade
is.

‘Nou, dat is wel weer bijzonder veel genade. Maar hoe zit dat, moeten wij niet
elke dag ’s avonds vergeving vragen aan God voor wat wij die dag verkeerd
deden?’

Het fijne is, dat er staat: ‘wij hebben de vergeving van de krenkingen’;
daarom hoeven wij er niet eens om te vragen! Dat is een verschil met
Johannes, die schrijft aan zijn volk, dat indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en rechtvaardig
om ons de zonden te vergeven
(1 Johannes 1:9).
Hieruit blijkt, hoeveel genade de leden van het lichaam van Christus
hebben ontvangen en dagelijks genieten!