‘Prachtige beelden zeg, in de Hebreeuwse Schriften.’
Je ziet de onderwijzing die Ieue erin legde. Paulus spreekt de Galaten ook aan,
  juist op het punt van onderwijzing. Zij wilden, onder een soort betovering ge-
  bracht door judaïsten, onder de Thora van Mozes gaan leven. Denk eens aan 
  Simon de tovenaar uit Handelingen 13; hij verzette zich tegen Barnabas en de
  apostel. Elymas, de magiër. Hij probeerde de proconsul af te houden van het 
  geloof. Exact hetzelfde was aan de hand bij de Galaten.
‘Paulus spreekt en hij wordt blind.’
Hij was het al. Alleen geestelijk gezien dan. Dat wordt nu aan de buitenkant 
  bevestigd door de letterlijke blindheid aan het vlees. De Jood, die de Thora als
  een licht had gekregen om dat aan de natiën bekend te maken, was zelf blind
  en probeerde de heiden van het geloof af te keren. In de ontmoeting met deze
  Jood werd Saulus Paulus. Juist hier, bij deze geschiedenis, wordt de naam van 
  Saulus (Hebreeuws) veranderd in het Griekse Paulus.
‘Opmerkelijk inderdaad.’
Het is een aanwijzing die Vader in de tekst heeft laten opnemen. Het wijst erop,
  dat het geloof en het licht (van de Schriften) overgingen naar de natiën. En later
  blijkt dat Vader het lichaam van Christus uitroept uit voornamelijk de natiën. In
  de daarop volgende 2000 jaar zien we, dat de Schrift (het licht) vooral door de
  natiën verspreid en bewaard werd. Al die tijd bleef Israël als volk blind, terwijl 
  sommigen uit hen werden geroepen (het gelovig overblijfsel). Treffend uitge-
  beeld in Elymas, die zelf aan de hand genomen moest worden. Blind!
  Morgen kijken we verder naar deze bijzondere geschiedenis in Handelingen.