Wie een vrouw vond, vond iets goeds,
en verkreeg welbehagen van Jahweh.
Spreuken 18:22

Dit doet sterk denken aan Abraham, die zijn knecht Eliëzer
(God is mijn helper) stuurde om een vrouw voor Isaäk te
vinden. Hij vond Rebekka, de dochter van Bethuël, de zus
van Laban. Na de gebeurtenissen met de kamelen, die ook
door Rebekka te drinken kregen (Genesis 24:42-46) wí­st
Eliëzer, dat zij de vrouw voor Isaäk, de zoon van zijn heer
Abraham was. Hij belijdt dat in een gebed in Genesis 24:48:

Ik aanbad en boog mijn hoofd voor Jahweh; ik loofde Jahweh, 
de God van mijn heer Abraham, Die mij op de goede weg 
geleid had om voor zijn zoon de dochter van de broeder van 
mijn heer te nemen.

‘Dat is wat, Eliëzer werd op een bijzondere manier geleid om
deze bijzondere vrouw te vinden.’

Abraham had richting gegeven, Eliëzer mocht geen vrouw uit
de Kanaänieten nemen, maar een uit Abrahams eigen familie-

kring. Verder werd Eliëzer door Jahweh geleid om specifiek
iets te zien waaruit hij kon opmaken wat de juiste zou zijn. Dat
gebeurde toen Rebekka niet alleen hem, maar ook de kamelen
te drinken gaf. Daardoor wist de knecht, dat zij de ware was.

‘Hij, die een vrouw van Jahweh ontving, heeft werkelijk het goede
ontvangen!’


Veel jonge gelovigen vragen om leiding van de Heer in hun leven
om de juiste man of vrouw te vinden. Uit de Schrift zijn wel aan-
wijzingen te halen, welke kant op te gaan. Een gelovige zal onder
gelovigen rondkijken om iemand te vinden. Het gebed om Zijn
leiding daarin spreekt voor zich. Wat de uitkomst is? God zal het
uitwerken. In elk geval bleek Isaäk de juiste te hebben gevonden,
want zij troostte hem, nadat moeder Sarah op 127-jarige leeftijd
overleed (de enige vrouw in de Schrift van wie de leeftijd vermeld
wordt)! Rebekka bracht de warmte, de troost, die Isaäk zo nodig
had, ‘en’ staat er, ‘hij had haar lief’.