‘Gelukkig zullen wij tot lofprijs van Zijn heerlijkheid zijn.’

Dat zijn wij in feite nu al. De hemelse machten kijken naar ons, wij zijn
een schouwspel, voor de wereld, voor boodschappers en voor de men-
sen. God betoont in ons de rijkdom van Zijn genade, Hij laat die zelfs
overvloeien in ons! De hemelingen zijn verbaasd, dat wij, arme zonda-
ren, een ommekeer in ons leven tot God hadden. Een ander leven, we
werden onttrokken aan hun macht en invloed (duisternis) en overge-
zet in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kolossenzen 1:13,14).

‘Dat is al tot lofprijs van Zijn heerlijkheid, ja.’

Dat zal alleen maar gaan toenemen. Geen andere groep in Gods schep-
ping zal zoveel in
vloed blijken te hebben op Zijn schepselen. Een ho-
gere roeping dan deze bestaat niet. Wat een diepe liefde en wijsheid
komt hierin naar voren! Het hoogste is dit: wij zijn tot lofprijs van
Zijn 
heerlijkheid. De hele schepping zal eens delen in die heerlijk-
heid die 
Vader van meet af aan (vóór de eonen) al voor ogen stond.
Hij is niet 
onmachtig. Zijn liefde is de drijvende kracht om dat doel
te bereiken.

‘Ja we zijn erover verwonderd, dat wij zoveel mogen ontvangen.’

Kun je je dan voorstellen dat Paulus niet ophoudt met danken als hij
deze dingen overweegt terwijl hij ze mag opschrijven? Hij dankt ook
specifiek als hij schrijft over het geloof dat hen aangaat in de Heer
Jezus en dat voor al de heiligen. Het speciale geloof, dat wat hij bekend
kon maken, de speciale roeping boven. Dat zette hem aan tot danken.
Het is niet danken omdat zij gelovigen zijn, maar danken voor het ge-
loof dat hen aangaat in de Heer Jezus;
 de inhoud ervan maakt hij in
deze 
brief bekend!