‘Het hele gedeelte 11-22 van Efeziërs 2 is lastig om goed te be-
grijpen. Ben benieuwd wat naar voren komt!’

Het stukje gaat kennelijk over de plaats van de gelovigen uit de
natiën ten opzichte van die uit Israël. Op grond van de plaats van
het volk Israël in het vlees hadden de gelovigen uit Israël als van-
zelf voorrang tegenover de gelovigen uit de natiën. Paulus drukt
dat in Romeinen uit met: eerst de Jood, en ook de Griek.
De algehele situatie van de natiën als geheel ten opzichte van
God en Christus wordt in vers 12 beschreven.

Ja, we hebben het gisteren gelezen. Duidelijk.’

Zij waren in die era zegt vers 12, los van Christus, vervreemd van
het burgerschap van Israël en gasten van de verbonden die bij de
belofte behoren, geen verwachting hebbend en zonder God in de
wereld.
Dat was hun situatie in het vlees. Geen andere tekst in de

Schrift spreekt dat zo duidelijk samenvattend uit.
De natiën hadden geen zicht op de Messias, de Gezalfde, die in
Tenach was aangekondigd. Israël wist dat wel. Toen er naar ge-
vraagd werd door Herodes, wisten de schriftgeleerden feilloos
dat Hij in Bethlehem geboren zou worden, de stad van David.

‘En ze waren ook zonder God in de wereld, geen verwachting,
vreemd aan het burgerschap van Israël.’

Allemaal duidelijke aanduidingen van de hopeloze situatie waarin
zij waren. Zoals eerder gezegd konden zij alleen via de priesters,
via Israël tot de God van Israël naderen. Er waren er die wel tot
geloof waren gekomen in Israëls Messias. Paulus en Barnabas wa-
ren op reis geweest en er waren heel wat gemeentes ontstaan.
Wat was hun plaats eigenlijk? Tot het schrijven van Efeziërs waren
zij ondergeschikt aan Israël. Efeziërs is een algemene rondzend-
brief, in feite niet echt aan Efeziërs alleen gericht, maar aan alle
gelovigen in Christus Jezus (Efeziërs 1:1). Dat wijst op hun plaats
met de verheerlijkte aan Gods rechter(hand)! Wij, anno 2014,
hebben ook die plaats met Hem! Wat een genade!