‘Wat een groot God, die zo werkt, dat het alles samenvalt tot het goede.’

Daarom komt hij met die lofzang, een soort Psalm, in Romeinen 11:32-36.
Net als David, prijst hij God, dat Hij alles omvat en in Zijn hand heeft. En nog
specialer en dieper dan David schreef. Antwoord op hoe het is gegaan met
Israël en de volkeren in de afgelopen 2000 jaar. De weerspannigheid en kop-
pig
heid van Israël en van de volkeren blijkt Gods barmhartigheid op te roepen.

‘De diepte van wijsheid en kennis van God. Je raakt er niet op uitgekeken.’

Je draagt rijkdom, de schat in je aarden vat, met je mee. En hij roept uit, dat
in het heelal (het universum) niemand God een advies gaf of kon geven.
Niemand kon Gods raadsman zijn (geweest). Hij deed het zo, vanuit Zijn on-
eindige liefde en genade. Daarom heeft niet de weerspannigheid van Zijn
schepselen, maar Zijn liefde het laatste woord! En dat blijkt uit het feit, dat
Hij barmhartig zal blijken te zijn, voor wie? Allen!

‘We hebben een machtig evangelie, ook in Romeinen 9-11!’

Alles past in Zijn plan. Het is groots. Wij, u, jij en ik passen daarin. Wij vallen
binnen Zijn liefde. De Psalm van Paulus in Romeinen 8:31-39 is er een, die we
koesteren en herlezen, ervoor danken en opnieuw danken, steeds weer.
Niemand kan zeggen, dat hij/zij Hem eerst iets gaf waarop Hij iets terug moest
doen. Nee, Hij geeft alles –Zijn eigen Zoon- en Zijn hart gaat naar ons uit. We
kunnen nooit buiten Zijn liefde vallen!