‘Geborgen in Vaders handpalm. Mooi. Kunnen we niet uit vallen.’

We hebben een geweldig beeld uit Psalm 139:5. Wanneer we naar boven
kijken, zien we Vaders handpalm. Daarin zit, dat Hij zich neerboog naar de
mensheid, om hen te redden. Midden in Zijn plan van eonen. Daarin (in dat
voornemen – Efeziërs 3:10,11) is alles uit Hem en door Hem en tot Hem.
Paulus roept dat in verwondering uit in Romeinen 11:36.

‘Ik ben er steeds blijer mee, naarmate ik er meer van begrijp.’

Zelfs het kwaad en de duisternis hebben daarin een belangrijke functie.
Afgelopen dinsdag tijdens de Galatenstudie kwam daar ook iets over naar
voren. God schept het kwaad (Jesaja 45:7) en maakt het goede. Dat kan Hij
doen, omdat Hij wérkelijk Gód is. Hij heeft álle touwtjes in handen. Hij zal
voltooien waar Hij aan begon.

‘Ja, dat voltooien: alles is uiteindelijk tot Hem.’

Heel letterlijk: naarbinnen in Hem. Alles keert tot Hem terug, nadat al die
schepselen in het voornemen van de eonen allerlei ervaringen hebben on-
dergaan, waardoor zij de liefde en de genade van God hebben leren waar-
deren. Het licht en de heerlijkheid van God zullen op juiste waarde geschat
kunnen worden, na de ondergane duisternis en schande en oneer. God werkt
via die grote tegenstellingen. Zo wordt voor de schepping duidelijk wie Hij is!