‘Wel mooi, om zo te zien wat het werk van God is.’

Ja, dat antwoord van de Heer in Johannes 9:3,4 is veel dieper reikend dan je op het
eerste gezicht zou denken. In de dienst van gisteren kwam naar voren, dat het een
sleutel vormt tot allerlei vragen die wij als mensen kunnen hebben. Waarom wij hier
zijn en wat de zin van ons leven is. Dat heeft alles met God en Zijn werk te maken.
De Prediker keek naar de wereld om hem heen en constateerde dat zo te zien alles
ijdelheid, leeg, nutteloos is. Pas wanneer het met de vrees van Ieue (Ik ben) te maken
heeft, pas dan heeft het zin. 

‘Het is een bijzonder iets, dat God alles uitwerkt.’

De grote waarheid is, dat God het is, die alles bewerkt in overeenstemming met de
raad van Zijn wil (Efeziërs 1:11). Hij heeft alle touwtjes in handen. De fundamentele
zonde van de mens is, dat hij faalt in de erkenning van God als God.
Romeinen 1:21 geeft dat aan. De mensen verheerlijken of danken Hem niet als God.
Toch is er meer over God bekend onder de mensen dan wij denken, want God heeft
het hun geopenbaard (Romeinen 1:19). Zelfs de atheïst is met God bezig in zijn in-
spanningen te ontkennen dat God (er) is.

‘De mens is zelf een schepsel van God en daarom is er een band?’

Dat zonder meer, ja. Uit Zijn werken wordt Hij gekend, ondanks de mensen die
menen dat we niets over en van God kunnen weten. Op een of andere manier den-
ken ze, dat er wel ‘iets’ is, net zoals de Atheners in de dagen van Paulus een sokkel
hadden met het opschrift: ‘voor de onbekende God’. De mens heeft dan ook naar
God toe geen verdediging (Romeinen 1:20b). Ondanks dat de mens wel enige kennis
van God heeft, kent Hij God niet goed.

‘Wij mogen God wel beter kennen uit de Schrift, toch?’

Dat wel, maar dat wil niet zeggen, dat wij ons daarop kunnen beroemen. In zo’n
geval heeft de kennis ons opgeblazen gemaakt. Ook wij falen bij tijd en wijle – en
misschien wel meer dan ons lief is- in het erkennen van God als God. Zeker op die
momenten, dat wij menen het heft in handen te moeten nemen, of de dingen naar
onze hand willen zetten. Om later te ontdekken dat we dit of dat beter aan God
hadden kunnen overlaten. In elk geval is ons gebed met de apostel, dat wij wil-
len toenemen in de erkenning van Gods wil en daardoor voor Hem waardig te
wandelen. Maar óók om te groeien in de erkenning van God