‘Fijn thema, dat het werkelijk God zijn van God naar voren komt.’

Jozef. Zijn leven ademt de soevereiniteit van God. Hij droomde en dat hij die
vertelde werd hem niet in dank afgenomen. Vader Jakob zag dat het iets bij-
zonders moest zijn. Jozef kreeg het mooiste kleed. Zijn broers waren jaloers.
Vader Jakob gaf opdracht aan Jozef om zijn broers te gaan zoeken. Deze op-
dracht gaf God hem in het hart. Anders dan zo kan het niet zijn.

‘Jozef ging op weg en vond zijn broers niet.’

Nee, zij waren in Dotan, niet in Sichem, waar ze hadden moeten zijn. De typo-
logie laten we ook deze keer voor wat ie is. De broers moesten in Dotan zijn, en
zij namen Jozef –uit jaloersheid- te grazen. Ze wilden hem eigenlijk doden, want
jaloersheid werkt vaak moordend. De agressie richting Jozef was niet iets, dat
God verraste. Hij werkte zo, dat de broers -vanuit hun vlees dus- stinkend jaloers
werden. En hem eerst wilden doden.


‘Later doodden zij de grote Jozef wel.’

Natuurlijk is deze geschiedenis een profetisch/typologische heenwijzing naar
Hem, die komen zou: onze Heer Jezus Christus. De broers wilden hem doden,
maar Ruben kwam tussenbeide en wilde in zijn hart hem naar vader Jakob terug-
brengen. Keek God hierbij toe en wachtte Hij af of alles goed ging? Of een van de
broers voldoende moreel besef had om het doden van Jozef te voorkomen?
Nee, Hij gaf Ruben in het hart om de jaloersheid te overwinnen en tussenbeide
te komen!

‘Tsja, eigenlijk kan het niet anders.’

Als God in staat is het hart van de koning te leiden in welke richting Hij wil, zie
Spreuken 21:1, dan leidde Hij óók de gedachten van Ruben. Zeker als het gaat
om Jozef! De broers bleken niet in staat de dromen van Jozef te verhinderen.
God had de dromen aan Jozef gegeven.  Wie anders? De satan? Jozefs eigen hart?
En zelfs als het Jozefs eigen hart zou zijn geweest, wie had dan die dromen in zijn
hart gelegd? Wie anders dan God zelf? Het is niet anders, de Schrift verheldert.