‘Hebreeën 8-10 gelezen, dat is wel duidelijk Israël, ja.’

In 2 Corinthiërs 3:6 is het enige punt, dat Paulus en zijn mede-
werkers dienaren van een nieuw verbond worden genoemd.
Wanneer hij vervolgens gaat uitleggen wat dat inhoudt, spreekt
hij totaal niet over het inschrijven van Gods wetten in de harten
van de gelovigen uit de natiën door de geest. Wat hij wél zegt,
is dat de bediening van de geest veel heerlijker is dan die van de
letter. En dat de bedekking verdwijnt in Christus, door de geest.

‘Het gaat veel verder dan het nieuwe verbond zoals bij Israël?’

Zeker, en wanneer we het vervolg lezen van 2 Corinthiërs, dan
komen we bij de verzoening. Niet het gebruikelijke woord dat bij
Israël gebruikt wordt, bescherming (Grieks: hilasmos vanuit het
Hebreeuwse kaphar), maar verzoenen (Grieks: katallasso), dat
veel meer is dan het komen onder een verbond. Omdat de apos-
tel de grote heerlijkheid van de verzoening in hoofdstuk 5 bekend
gaat maken, zegt hij : van heerlijkheid tot heerlijkheid (3:18).

‘Nooit zo gezien. Je moet de brief helemaal lezen.’

Het hart van 2 Corinthiërs is het 5e hoofdstuk, de verzoening.
Wanneer een mens in verzoende relatie met God komt, is geen
sprake van een verbond. Bij een verbond moeten beide partijen
zich nog aan voorwaarden houden. Bij de verzoening van God
uit bestaan geen voorwaarden, en kan essentieel geen verbond
gesloten zijn of worden!