‘De duisternis bleef ook vanuit de eerste eon.’

Het Hebreeuwse woord dat met duisternis vertaald wordt in
Genesis, betekent terughouden. Het wijst erop, dat het licht
wordt tegengehouden. Bij de aanvang van de tweede eon
noemt Alueim (God, Onderschikker-s) de duisternis nacht.
En die zal blijven tot de eon van de nieuwe hemel en nieuwe
aarde, want Johannes ziet en schrijft:

daar zal geen nacht zijn                                 Openbaring 21:25

en er zal geen nacht meer zijn                     Openbaring 22:5

‘Dat is in het nieuwe Jeruzalem.’

Jawel, dan zullen God zelf en het Lam die stad verlichten, en
dan is geen zon of maan meer nodig. Of dat dan voor heel de
nieuwe aarde en de nieuwe hemel geldt staat er niet, maar
dat zou zomaar kunnen. In elk geval noemde Alueim de tijd
waarin het licht tegengehouden wordt, nacht (Genesis 1:5).

‘Dus die blijft een rol spelen tot de vijfde eon.’

Ja en als beeld van de geestelijke duisternis zegt het ons, dat
die ook zal blijven tot de vijfde eon. In elk geval zijn wij, als
leden van het lichaam van Christus, geborgen uit de volmacht
van de duisternis. En Hij zet ons over in het koninkrijk van de
Zoon van Zijn liefde. Nu. Dat is geen aards koninkrijk, maar
een geestelijke regering van Hem over ons. Wij horen bij Hem.

‘Die geestelijke duisternis had te maken met machten?’

Door de rebellie in de eerste eon kwam ook duisternis. Dat
heeft met de tegenstander te maken. Die werkt door in de
schepping en typeert de geestelijke duisternis waarin de mens
kwam. De mens kwam eerst in de tweede eon naar 
voren.
De tegenwerker was het middel om die mens in de 
geestelijke
duisternis te brengen.