‘Dus de mens heeft niets in te brengen in Gods plan?’

De mens is instrument in Gods hand. Dat is een plek met voor-
recht. Dat had de mens kunnen waarderen. Het plan verliep
precies zoals God bedoelde. De mens werd opstandig tegen Vader,
de slang zorgde er wel voor dat de mens zondigde en vijand van
God werd. Daardoor leek het alsof de mens niet langer instrument
in Zijn hand kon zijn. Feitelijk ging alles volgens Vaders bedoeling.

‘Dus de verlossing kwam later wel tot stand.’

De Vader wil ook aanbidding van de hemelse machten ontvangen,
net als van de mens. Daarbij hoort ook een goddelijke eredienst.
Die kan alleen echt goed zijn, wanneer de aanbidders ongehinderd
toegang hebben tot Degene aan Wie zij die dienst bewijzen. Zoals
gezegd werd juist dat verhinderd door de vervreemding die tussen
de hemelse machten en God ontstond.

‘Dat was dus ook zichtbaar door de tabernakel op aarde.’

God koos het volk Israël uit om te midden van hen te wonen. Daar-
door leek Hij dichtbij. Alleen kon slechts de hogepriester één keer
per jaar echt naderen in het heilige van de heiligen. Dan kwam
hij in de aanwezigheid van IEUE. De rest van het volk en de mens-
heid bleven op (grote) afstand van Hem. Zo was de tabernakel op
aarde afbeelding van de ware, geestelijke (of figuurlijke) taberna-
kel in het hemelse bereik!