‘Zo’n doorkijk via het aardse naar het hemelse. Ben er blij mee.’

Waar we gisteren eindigden was, dat er geen mens was voor de
hemelsen, dat bleek al snel nadat God de mens geschapen had.
Die mens was een doelmisser geworden na misleid te zijn door de
slang. Omdat een eventueel offer zonder vlek of gebrek moest zijn,
leek het er voor de hemelsen op, dat zij geen toegang tot God
konden krijgen.

‘Door Mozes kwam later de dienst aan God.’

Het moet de hemelse machten niet ontgaan zijn, dat aan Mozes
hun goddelijke dienst getoond werd. Dat kreeg zijn weerslag in de
tabernakel en de tempel op aarde. De hemelse machten die daar-
naar keken, moeten een opvallende parallel met hun eigen dienst
gezien hebben. En dat één keer per jaar de hogepriester IEUE wel
mocht naderen door middel van bloed van een geslacht dier.

‘Daar denk je niet aan, dat ook de hemelse machten toekeken.’

En daardoor hebben zij ook wellicht hoop gekregen op toegang
tot IEUE. En in Hebreeën 9:11,12 staat:

‘maar Christus, erbij komende Hogepriester van de toekomstige
goederen, door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet
met handen gemaakt, dat is: niet van deze schepping, zelfs niet
door het bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen
bloed, ging eens voor altijd naarbinnen de heilige plaatsen, eoni-
sche verlossing vindend’

Wat een bijzondere gebeurtenis moet dat geweest zijn, toen Hij,
de grote Hogepriester, in de heiligste plaats kwam – met Zijn ei-
gen bloed! Als teken dat het werk volkomen was, het gebeurde
op Golgotha en nadat Hij was opgewekt kwam Hij in deze plaats
en bleek voor de hemelsen ook toegang tot Vader mogelijk!