‘Wat de Heer deed, was beslissend.’
Toen het eerste mensenpaar op aarde verscheen, was dat in
een eenvoudige vorm. Met betrekking tot de geestelijke prin-
cipes misten zij wijsheid. Zij waren als schepselen in de oude
wereld gezet. In een mooie omgeving: de hof van weelde (dat
betekent ‘Eden’ eigenlijk). Daarbuiten was het niet zo aardig
en vriendelijk als vaak wordt voorgesteld.
‘De mens moest bewaren?’
En liefst uitbouwen en zo het koninkrijk van God oprichten
op aarde. Adam gold dan als eerste regent, eerste koning.
Dat ging al snel mis, helemaal volgens Gods voornemen. De
mens was ten opzichte van geestelijke machten zoals de te-
genwerker, eigenlijk naïef. Wat dat betreft stond de mens
nog in de kinderschoenen.
‘Er moest geestelijke groei komen.’
De eerste mensen leefden wel, maar misten heilige geest.
Zij hadden wel de levensadem van God ontvangen, maar
ontvingen geen speciale toedeling van geest, de heilige.
Adam en Eva hadden wel een gesprek met God, maar niet
continu diep contact met Hem, zoals de verzegeling met
heilige geest en de inwoning van de geest van God dat al-
leen mogelijk maakt. Na het zondigen kon gezegd worden
dat de mens dood was in misdaden (Efeziërs 2:1-4).
Redding kon alleen van Gods kant komen, de mens was
zelf niet bij machte zich te redden!