‘Zoon zijn is ons toegevallen.’

Het is een grote genade van God, dat ons de plaats van zoon
is gegeven. Daar spreekt Efeziërs 1:4,5 van, als één van de
geestelijke zegeningen. Onze zoon-plaatsing is echter niet
zoals Israël op aarde, maar te midden van de hemelsen. In
Christus Jezus. Anders dan Israël zijn wij gezet in een hemel-
se positie. Heerlijk, wat een plaats! 

‘Door de geest van God bewerkt.’

Dat zeker. Het is geen verdienste van onszelf. We zijn buiten-
gewoon bevoorrecht. Israël heeft in de nieuwe aarde wel ze-
geningen met een hemels karakter. Wij zijn zelf in een zoon-
stand gezet in een positie boven, waar Christus nu is. We zul-
len straks zelf kunnen waarnemen, hoe de goddelijke dienst
van de hemelsen eruit ziet.

‘Het gaat boven ons denken uit.’

Je kunt dit nooit bedenken. De heerlijkheid, die alle gemeen-
teleden wacht, is zó groot. Voor velen te groots om te bevat-
ten. En dat is het ook. De heerlijkheid die we zullen ontvang-
en is zoveel groter dan we kunnen vermoeden. Alles zal licht
zijn, en ons hart en denken zal vol van Zijn liefde zijn.
Daardoor kunnen we -meer nog dan nu- de geestelijke lijnen
van de nieuwe schepping verstaan. We zullen de heerlijkheid
van Christus zien, de knieën buigen voor Hem, die waardig is.