‘De toekomst is zeker in Gods hand.’

We zien in 2 Thessalonicenzen 2, hoe de
gemeenteleden door Paulus gerustgesteld
worden. Ook toen was er al andere uitleg,
die beweerde dat de gelovigen van de
genadetijd wel door de grote verdrukking
moeten gaan.

‘Dat is mij nu wel erg duidelijk: genade.’

Wanneer je woorden als grote verdruk-
king
en benauwdheid opzoekt, staat dat

steeds in verband met Israël. In Daniël is
dat erg duidelijk en in Mattheüs en Open-
baring ook. Mensen redeneren door en
dat is schadelijk voor geloof.

‘Opmerkelijk, dat men lijnen verwart.’

Bij het lichaam van Christus zie je, dat de
grote volheid van Gods genade werkt.
Daarom is deze tijd het beheer van de
genade van God (Efeziërs 3:2). Daarin
gelden andere principes dan voor Israël.
Ook wat in 1 Thessalonicenzen klinkt over
de redding voorafgaand aan de veront-
waardiging van God, is pure genade.