‘De Zoon is altijd lager dan de Vader.’

We hebben gezien, dat de Vader de Zender
is. En de Zoon wordt gezonden. Ook kun je
stellen, dat de Vader de grote Gever is, de
Zoon ontvangt. De Schrift laat in harmonie
zien, dat de Vader de Bron is, alles komt uit
Hem voort.

‘Dus ook de Zoon.’

Aan het einde van Gods plan zal de Zoon
het koninkrijk aan Vader geven. Hij zal dan
onderschikkend aan de Vader zijn.
We lezen dat het al niet alleen uit God is,
maar het zal ook tot (naarbinnen) Hem zijn.
Het al is uit Hem en door Hem en tot Hem.

‘Dat is Romeinen 11:36.’

Het gedeelte 11:32-36 spreekt over de ene
absolute God, Vader van onze Heer Jezus
Christus. Uit Hem is het al, dus ook de Zoon.
En tot (naarbinnen) Hem is het al. De Zoon
is onderschikkend en geeft het koninkrijk
aan de Vader. Aan het einde van Gods plan
van eonen, opdat God is: alles in allen