28 november 2016
‘Wat een plaats wacht ons.’
Dat is nu al. In Christus Jezus zijn we
gezet: te midden van de hemelsen.
Dat is onze plaats. Wordt door zeer ve-
len helaas anders gezien. Het blijft dan
de vraag, waarom deze uitdrukking vijf
keer in Efeziërs staat. Wanneer dit al-
leen het karakter van onze zegen zou
aanduiden, zou Efeziërs als brief over-
bodig zijn, er niet toe doen.
‘Heb je aan Romeinen genoeg.’
Efeziërs herhaalt in zekere zin de ze-
geningen die in Romeinen genoemd
werden, maar tilt ze naar een hoger
niveau: te midden van de hemelsen.
Efeziërs 1:3 noemt uitdrukkelijk, dat
onze zegeningen in Christus zijn, en:
geestelijk, en te midden van de hemel-
sen. Deze laatste twee facetten staan
niet zo in Romeinen.
‘Het gaat om geestelijke zegen?’
Ja, en om de plaats die de natiën inne-
men naast Israël. Efeziërs zegt: voor het
eerst op gelijk niveau, niet langer onder-
geschikt aan Israël. Dat blijkt uit het twee-
de hoofdstuk. In Romeinen is nog duide-
lijk, dat de natiën onder Israël staan, en
deel hebben aan hun (aardse) zegen. In
Efeziërs 2 wijzigt dit. Gevolg van de ver-
harding van het volk als geheel. Zo zette
Vader alle sluizen van Zijn genade open.