7 december 2016
‘We zijn gezegend.’
Uitgekozen, om voor de ander tot
zegen te kunnen zijn. Dat geldt ook
voor Israël. Zij zijn voor de andere
volkeren bedoeld. Tot zegen. Het
lichaam van Christus is gezalfd tot
een bijzondere roeping. Nu al voor
de ander tot zegen te zijn, én voor
de hemelse machten, later.
‘We zijn daartoe gezegend.’
Ja, wel rijk, dat zijn we. In Christus,
in die Gezalfde, gezegend met iede-
re geestelijke zegen te midden van
de hemelingen. Alles wat we nodig
hebben, dat is in Hem ons geschon-
ken. De overstijgende rijkdom van
Gods genade zien we daarin zo dui-
delijk. Gratis ontvangen van Hem.
‘Wat wil een mens nog meer?’
In feite is dat alles. Meer is niet no-
dig. Wat mensen meer willen ligt
op een ander vlak en kan daarom
geestelijk gezien niet meer zijn. In
kerk en kring is men nogal eens be-
zig met iets anders dan de gezind-
heid van Christus. Het gaat dan om
macht, willen heersen, zoals de Ko-
rintiërs bezig waren. Zo menselijk.