2 augustus 2018
‘Mooi hoor, dat geloof.’

Paulus zet in Romeinen 4:13-15 zelfs
de wet tegenover geloof. Het is een
andere basis, zoals de apostel goed
wist:

want niet door wet is de belofte aan
Abraham, of zijn zaad, dat hij een lot-
genieter van de wereld zou zijn, maar
door de rechtvaardigheid van het ge-
loof                            
Romeinen 4:13

Dit kun je niet lezen als voorwaarde.
Geloof is geen voorwaarde met als be-
loning de belofte.

‘Zo kun je dat eventueel zien?’

Nee, God sprak de belofte, Abram ge-
loofde
dat. God rekende het toe als

rechtvaardigheid. Daardoor werd Ab-
ram lotgenieter van de wereld, omdat
in zijn Zaad alle geslachten van de aar-
de gezegend worden. En omdat Israël,
dat uit zijn lenden voortkwam, het re-
gerende volk op aarde zal zijn.
Dat is door geloof en niet door wet. En
dan is niet een sterke, absolute ontken-
ning in het Grieks.

‘Paulus is weer fel?’

Zeker als het om de wet gaat. Steeds
merkt hij tussendoor iets over de wet
op. Dat doet hij al vanaf hoofdstuk 1.
Hij wil kennelijk duidelijk zijn als het om
meelezende Joden gaat. Geloof en
 de
belofte zijn het, die in harmonie met de
genade zijn. Daarom tegenstelling tot
de wet. Er bestaat geen mogelijk
heid
om door werken van de wet de
recht-
vaardigheid van God te krijgen.

Onderstreept: alleen Gods genade.