1 augustus 2018
‘Abraham onze vader.’
Niet naar het vlees, maar geestelijk
gezien wel. Zegt vers 11, Romeinen 4:
…voor hem om vader te zijn van allen,
die geloven door onbesnedenheid, tot
rechtvaardigheid die hen aangerekend
wordt
Voor wat betreft geloof is Abraham on-
ze vader. Hij had dat geloof in onbesne-
den staat. Daar legt de apostel nadruk
op. Vooral voor de Joden die dat lezen
moet dat aansprekend zijn.
‘Ver voor het bestaan van Israël.’
Het volk Israël was nog lang niet op
het wereldtoneel verschenen. In die
situatie bleek, dat het vlees voor God
niet telt. God rekende toen al geloof
de oude aartsvader aan als rechtvaar-
digheid. Dat principe geldt ook voor
de besneden mens, de Jood:
..en vader van de Besnijdenis niet al-
leen die van de Besnijdenis zijn, maar
ook voor hen die de grondregels van
het geloof in acht nemen in de voet-
stappen van onze vader Abraham, in
onbesnedenheid Romeinen 4:12
‘Boeiend wat hij schrijft.’
Het gaat om twee periodes in het le-
ven van Abraham, die van vóór zijn be-
snijdenis en daarna. Met het oog op de
mensen die later besneden zouden wor-
den werd Abram reeds vóór zijn besnij-
denis rechtvaardig verklaard door God.
Zodat ook zij door hetzelfde principe de
rechtvaardiging ontvangen: geloof.