13 november 2018
‘Drie grote koningen.’

Zij moesten op het toneel komen. In
eerste aanleg wilde God regeren via
richters, zonder koning. Terwijl in de
Torah al bepalingen voor een ko
ning
waren opgenomen. God had een

vooruitziende blik. Hij overziet vanaf
het begin alles. Hij weet wat zal ge-
beuren, 
daarom verrast Hem niets.
Zoals
 Paulus kon vaststellen:

God is het, die het al bewerkt over-
eenkomstig de raad van Zijn wil
.

‘De absolute soevereiniteit.’

Mensen, ook gelovigen, vinden dat
niet fijn. Zij willen zelf graag wat in-
brengen bij God. Eigen dingen. Zo-
dat God toch een beetje afhankelijk
van menselijke inspanningen wordt.
Leuk voor de mens, sprekers zullen
zich populair maken met zulke op-
vattingen. We zijn gezegend als we
weten, dat God werkelijk alle touw-
tjes in handen heeft.

‘Dat maakt mij rustig.’

We zijn afhankelijk van Hem, Die al
wat gebeurt overziet en precies in
Zijn voornemen laat passen. Alsof
het allemaal puzzelstukjes zijn. Dat
grote brei- of borduurwerk; wij kij-
ken er van de onderkant tegenaan
en zien verwarrende draden. Later
zien we het schitterende handwerk
van Vader aan de andere, de juiste
kant. De verwondering is dan groot.