‘Zeg, dat in Christus Jezus is wel opmerkelijk, als je dat nazoekt.
De genade die ons is geschonken in Christus Jezus haalde jij onlangs
aan uit 2 Timotheüs 1:8-11. Dat vind ik wel heel opmerkelijk.’

Nou en of dat opmerkelijk is! Paulus zegt daar, dat die genade in
Christus Jezus vóór eonische tijden ons geschonken is. Even daarvoor
schreef hij al, dat het niet in overeenstemming met onze werken is.
Paulus is bij uitstek de apostel die schrijft van overstromende genade.

‘Ja mooi. Toch denk ik weleens aan de woorden van Petrus in Handelingen,
als hij spreekt van geloof en genade. 
En hij is toch dé apostel van de besnijdenis?’

Als je Handelingen 15 leest, spreekt Petrus van de genade van de Heer Jezus.
Daar spreekt hij over de genade. Maar van wie? Van de Heer Jezus.
Nu lijkt het bijna overdreven, maar Paulus spreekt van de genade in Christus
Jezus
! Dát is de specifieke boodschap waardoor de gemeente, het lichaam van
Christus, geroepen wordt. In hetzelfde stukje schrijft hij namelijk ook van
redding en roeping!

‘Ja, nu wordt het duidelijker. Omdat Petrus ook spreekt van genade en geloof,
denk je bijna dat Petrus en Paulus dezelfde boodschap brachten. Maar nu zie
ik, dat er een opmerkelijk verschil is.’

Dat bevestigt wat Paulus in Galaten 2:7-9 schrijft. Twee evangeliën en twee
apostelschappen. Genade van de Heer Jezus hoort bij Petrus en de besnijdenis
en de genade in Christus Jezus bij Paulus en de onbesnedenen.

‘Dat dat al vóór de eonische tijden was gegeven, maakt het zó bijzonder!
Dat wordt bij Israël nooit gezegd. Wat een genade hebben wij ontvangen!’