‘Nog even scherp krijgen wat we de afgelopen dagen hebben gezien.
Die slaaf die aan de koning 10000 talenten moest betalen, was Israël.
De koning is God zelf. Dat grote bedrag was het gevolg van de dood
van de Heer Jezus aan het kruis, omdat Hij door de Joden was over-
geleverd aan de Romeinen met dat doel.’

Zo kun je dat wel zien. Dat de andere slaaf een beeld is van de natiën,
is omdat zij iets ontvingen van de geestelijke zegeningen van Israël.
Maar wat was de houding van de vererende Joden tot de natiën?
Een afwijzende! Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 2:14-16:

14 Want jullie, broeders, zijn navolgers geworden van de gemeenten
Gods in Christus Jezus, die in Judea zijn, omdat ook jullie hetzelfde te
verduren hebt gehad van jullie eigen volksgenoten als zij van de Joden,
15 die zelfs de Heer Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste
vervolgd hebben, die God niet behagen en tegen alle mensen ingaan,
16 daar zij ons verhinderen tot de heidenen te spreken tot hun behoud,
waardoor zij te allen tijde (de maat) hunner zonden vol maken.
De toorn is over hen gekomen tot het einde.

‘Zo daar schrijft Paulus nogal wat. Het was zijn ervaring met de Joden,
en schrijft over het gericht dat over de Joden zou komen.’

Men heeft zich verbaasd over deze uitspraken van Paulus. Sommigen
hebben nog niet zo heel lang geleden gesuggereerd, dat dit misschien
wel antisemitische teksten zouden zijn.
Als je het mij vraagt, heel merkwaardig, want Paulus was zelf een Jood
uit de stam Benjamin en had een voortdurende pijn in zijn hart om
zijn volk (Romeinen 9:1 e.v.). Hij bad voortdurend voor hen.

‘Het is in feite gewoon de waarheid. Zo lagen die dingen nu eenmaal.’

Paulus werd vervolgd door de Joden, die wilden verhinderen dat hij
naar de heidenen zou gaan. Daarin gedroegen zij zich dus als die slaaf
uit de gelijkenis. Daarom kwam de toorn (de folteraars) over hen.

‘Dit is voor velen denk ik moeilijk te verteren. Men spreekt veel en graag
over de beloften die aan Israël gegeven zijn. Men wil dan liever niet deze
dingen horen.’

Dat klopt, en Paulus is zoals altijd glashelder. Hij bad steeds voor Israël
en noemt de dingen toch wel bij de naam. Verder neemt men de bood-
schap van genade voor allen hem ook niet in dank af, zacht gezegd.