‘Nu gaat het zeker over Johannes 21, dat de Heer Petrus de vraag stelt
of hij Hem liefheeft?’

Toen de Heer hem aankeek (Lucas 22:61), huilde Petrus bittere tranen.
Moeilijk moment voor hem, maar daar leerde hij de grote les waarvan
hij in zijn eerste brief (5:5-7) getuigt, en heeft met genade te maken:

5 Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God weerstaat
de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

6 Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoogt te
Zijner tijd.
7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.

De bittere tranen waren uiterst kostbaar in Gods ogen. Wat een bijzondere
tederheid blijkt uit de woorden van de Opgestane, als Hij de boodschap
van Zijn opstanding stuurt aan de discipelen en aan Petrus! (Marcus 16:7)

‘Geen veroordeling. Dat blijkt uit deze woorden. Genade! Mooi hoor!’

Er volgt nog wel iets. Petrus is gaan vissen, samen met zes anderen.
Maar de Heer riep hen en toen zei Hij: vanaf heden zullen jullie mensen
vangen
! (Lucas 5:10). En nu, na de opstanding, vissen ze met z’n zevenen
en vangen niets. Toen hoorden ze de stem die zei: Kleine kinderen, hebben
jullie niets te eten
? (Johannes 21:5).

‘Oh ja, en dan zegt Hij dat ze hun netten aan de rechterkant (stuurboord)
moeten uitgooien en dan vangen ze 153 vissen, terwijl het net helemaal
vol zit. Ik zou zó graag eens willen weten wat die 153 nu te betekenen heeft!’

Als dat gebeurd is, weet Johannes dat het de Heer is. Hij komt het eerst aan
land en helpt de anderen met de vis. Maar al die inspanningen waren niet
nodig om zelf te kunnen eten, want de Heer had zelf al voorzien in wat nodig
was. De maaltijd was al klaar! Mooi beeld van het lichaam van Christus, dat
zelf geen enkele inspanning hoeft te verrichten, omdat zij leven van dat wat
Christus Jezus geeft: genade! Het is Zíjn zorg en Zíjn voorziening waardoor
wij leven!

‘Ook geweldig, dat Petrus -ondanks de verloochening- door de Heer tóch de
opdracht ontvangt om herder van Israël te zijn.’

Dat is uiteraard ook genade. Hij ontvangt drie aanwijzingen, die met het
herderschap over de schapen van Israël te maken hebben.

Hij zeide tot hem: Weid mijn lammetjes (Johannes 21:15).

Hij zeide tot hem: Hoed mijn schapen (Johannes 21:16).

Jezus zeide tot hem: Weid mijn kleine schapen (Johannes 21:17).

Petrus wordt op deze manier in de bediening gesteld. De Heer
gaf Hem genade, Petrus was verootmoedigd.