Christus is echter het nieuwe onderwerp, het Ik van de komende wereld.
Dit Ik is drager, ontvanger en openbaarder van goddelijk rechtvaardig
spreken, goddelijk uitverkiezen.: ‘Deze is Mijn geliefde zoon, in wie Ik
welbehagen heb!’ Niet eerder gezien, niet eerder voorgekomen, niet
eerder gegeven is ook deze aanprijzing van de Mens, de inzet van de
uit de stam van David geborene. En dat tot zoon van God door de kracht
van de opstanding (Romeinen 1:3,4). Vlees en bloed kan dat niet open-
baren. Vanuit het geheimenis van de goddelijke voorbestemming komt
ook hier het erkennen en dat wat erkend wordt naar voren. En dat wordt
tot een overwinnend superieure bedoeling van de totale menselijke ge-
schiedenis.
Met dit rechtvaardig spreken in Christus is echter ook vastgesteld: ‘voor
alle mensen
de rechtvaardiging, die het leven is‘. Dat is de fundamentele
ontkenning van alles wat ontkennen wil, de dood van de dood, de vernie-
tiging van alle hekken, het doorbreken van alle banden, het bekleed worden
van de mens met ‘het gebouw uit de hemelen’ (2 Corinthiërs 5:2).
Onlosmakelijk met dit rechtvaardig spreken verbonden is voor alle mensen
de dood verzwolgen in de overwinning (1 Corinthiërs 15:54), het sterfelijke
verzwolgen door het leven (2 Corinthiërs 5:4).
Christus, opgewekt uit de doden, sterft niet meer, de dood heerst niet meer
over Hem (Romeinen 6:9). Onlosmakelijk verbonden met dit rechtvaardig
spreken is het nieuwe, het eeuwige onderwerp van alle mensen geschapen
(Romeinen 5:18).

Uit: Der Römerbrief (2e druk, 1922), Karl Barth, blz.174, naar aanleiding van
Romeinen 5:18.