In de dagtekst van 18 december stond, dat God in de gemeente (het lichaam van Christus) evangelisten, herders en leraars geeft om de gelovigen op te bouwen tot dienstwerk.

Daarbij is goed te bedenken, dat er geen leergezag berust bij een van deze gaven.
Een gave (Grieks: charisma) is er om te dienen, nooit om te heersen of gezag uit te oefenen over de andere gelovigen. Een (centraal) leergezag is ooit een uitvinding van mensen geweest; uitgedrukt in bisschoppen, kardinalen, pausen, concilies, synodes, hoogleraren, dominees, voorgangers, etcetera. Ook ‘de kerk’ heeft geen leergezag.

Alle gezag ligt bij Christus Jezus, het enige hoofd van de gemeente, Zijn eigen lichaam. En door Hem vanzelfsprekend bij het Woord zelf; Hij ís immers het Woord!
Dat woord wordt gesproken, door de Schriften heen klinkt het gezag van de Opgestane. Waar gelovigen dat horen en geloven, groeien zij naar eenheid van het geloof toe. Zij geloven wat God zegt, en geen mensenwoorden.

Wonderlijk, dat God al voor de eonen (2 Timotheüs 1:9-11; Titus 1:2) dit lichaam van Christus op het oog had en bedacht had. In de tijd wordt zichtbaar wie daar allemaal bij horen. Zij zijn allen één in Christus Jezus en zullen in de (nabije) toekomst ook werkelijk met Hem verenigd worden, waarna hun grote toekomst werkelijkheid wordt!