‘Was dat van gisteren niet wat erg somber gesteld?’

Men is nogal eens onverschillig naar het woord van God toe.
Vaak belijdt men met de mond wel, dat ‘de Schrift van kaft tot
kaft’ geloofd wordt; maar als het er in de praktijk op aan komt
laat men de Schrift dicht.

‘Er is erg veel te vinden aan goud op de bladzijden van dat ene
woord van God.’

Wij kunnen niet anders dan als gelovigen bij voortduring verdie-
pen in Zijn woord en zien daar geweldige dingen staan. Wat weer
gevolgen heeft voor ons leven. Wij ontdekken, dat wij met Christus
gestorven, begraven en opgewekt werden om in nieuwheid van
leven te wandelen. Dat houdt in, dat wij voor God leven net zoals
Christus voor Hem leeft.

‘Dat is onze plaats nu. En dat zal in de toekomst werkelijkheid
worden als wij bij de Heer zijn?’

Het is nu al onze plaats. Wij leven voor Hem en daarmee zijn onze
leden niet langer voor de zonde beschikbaar, maar voor Hem. Híj
doet het voortaan in ons leven, we zijn eindelijk verlost van het
almaar moeten. Geen prestaties van onze kant; het is nu helemaal
Zijn werk in ons leven!

‘Dus wat wij doen, daarvoor geeft Hij de kracht en alles wat nodig is?’

Het is puur genade, de levenswandel van ons als gelovige is genade
die Hij geeft. Wij zijn getrokken uit deze boze eon (Galaten 1:4), en wij
zijn dood voor de wereld, opdat wij voor God leven. Het is alles uit Hem
en door Hem, en tot Hem! Dat is goed nieuws. Ook vandaag leven wij in
de zonneschijn van Zijn heerlijke genade!